Motto to live by

Life should not be a journey to the grave with the intention of arriving safely
in an attractive and well-preserved body,
but rather to skid in sideways, chocolate in one hand, martini in the other, body thoroughly used up,
totally worn out and screaming: 'Woo hoo! What a ride!'
(Hunter S.Thomson - met dank aan Nathalie)

zondag 8 september 2013

Vandaag was het niet zo'n dag

Er zijn dagen dat ik mijn loopschoenen aantrek en er meteen zin in heb. De strakke loopbroek gaat aan met de kekke ritsjes aan de zijkant. Ik kijk huppelend naar mezelf in de grote gangspiegel, ik grijns tevreden en - hoppa - ik vertrek. Lekker door het Rivierenhof. Ik zie de eenden, zelfs die ene met de scheve poot. Ik blaas naar de ganzen voor ze naar mij blazen. De twee zwanen maken onbewust een hartje als ik ze spot. Af en toe - toegegeven, zéér sporadisch - durf ik al eens een andere loper in te halen. Veertig minuten plezier, quoi. Die dagen, beste lezer, worden zeldzamer.

Vandaag was het niet zo'n dag.

Vandaag trok mijn lijf grote ogen toen het zag dat ik een joggingbroek bovenhaalde. Niet die strakke blauwe, maar een dikke grijze. Met een feloranje koordje. Nooit een goed teken. De strakke broek betekent dat het goed gaat. Als de grijze bovenkomt, weet lijf dat het een ramp wordt. Het heeft niets met de broek an sich te maken. Het is brein dat lijf waarschuwt voor wat er komen gaat.
Lijf riep luid 'Ben je gek?!' toen het in de mot kreeg dat ik mijn loopschoenen aantrok.
Maar - mind over matter, weet je wel - het brein zette door. Ik moest en zou lopen vandaag.

Het werd een test in uithoudingsvermogen waarbij elke stap er een te veel was. Ik denk dat ik calorieën won in plaats van er te verbruiken, zo langzaam ging ik. Ik wist dat ik traag vorderde, omdat wandelende mensen lang op verre afstand bleven. De enige mens in sportkleren die ik inhaalde, was een Chinees in een roze trainingspak die druk aan het sms'en was.
Zo gebeurde het dat ik een paar dingen miste. Ik was net te laat om te zien wat precies de aanleiding was voor een ruzie bijvoorbeeld. Een man met een hondje wandelde voor me. Hij sloeg het pad in waar ik ook altijd loop, een smal pad met een bruggetje. Dat pad buigt naar rechts waardoor het zicht verhinderd werd door een paar bomen en ik de precieze aanleiding miste.
De man met het hondje ging over de brug en werd gekruist door een man met een felrode fiets.
Voor de volledigheid schets ik even beide mannen. Die met het hondje was ergens tussen de 65 en de 70. Mager, zoals alleen verstokte rokers kunnen zijn. Zijn achterste vulde zijn jeans niet (en daar had ik natuurlijk lange tijd zicht op...). Hij droeg een geruit hemdje met korte mouwen - van het type dat oudere mannen wel eens dragen - en trok verwoed aan een sigaret waarbij zijn kin altijd wat naar voor kwam. Type: zuur. Ik kon hem horen zagen en klagen. Het hondje was een onbestemd ras met veel en onverzorgd haar. En een beetje dik als ik het me goed herinner. Waarschijnlijk geen roker dus.
De man met de fiets was een dertiger of veertiger. Beetje dikkig en met zwart krullend haar. Ontevreden smoelwerk. Dat kon zijn door wat er gebeurd was, maar ik vermoed dat het iets permanents was. Hij droeg een zwart regenpak van een goed merk dat volledig gesloten was. Ter informatie: het regende niet en ik zweette in mijn T-shirt. Type: even zuur als de rokende man, maar op een andere manier. De fiets was opvallend rood en blonk als een spiegel. Het was een mountainbike zonder een spatje modder. Zelfs de banden waren kraaknet, met niet één steentje tussen de profielen. Je ziet veel als je traag loopt.

De twee moeten elkaar tegengekomen zijn op de brug. Toen ik de bocht rondde, was het euvel al geschiedt. De man met de rode fiets was aan het vloeken en zei iets als 'wat een belachelijke mensen zijn er op de wereld'. Ik deed alsof ik hem niet gehoord had en liep door, voorbij het ventje op de brug dat zich had omgedraaid en grijnzend naar de man in het regenpak keek. Intussen lurkte hij heftig aan zijn sigaret en hij keek er een beetje gemeen bij. 
Had de hond tegen de fiets van de man gepist? Of tegen het regenpak - misschien om te checken of het waterdicht was? Was er iets anders gebeurd? Ik heb geen idee. Het enige wat ik zag was het resultaat.

Ik heb het rondje niet helemaal afgemaakt. Onderweg sloeg ik mijn voet met een luide krak om. Niet zo erg - mijn voet is al zo vaak omgeslagen dat hij de fase van 'pijn, opzwellen, naar het ziekenhuis, vier weken gips' gewoon overslaat. Hij gaat schuin, zegt krak, denkt: 'laat ons niet onnozel doen' en we gaan gewoon door. Ik heb nog een eind gelopen, maar toen ik bijna klaar was, liet ik toe om te wandelen. De voet was mijn smoes. En al wandelend zag ik volwassen mannen op modeltreintjes zitten en rondjes maken op de speciale spoorwegbaan in het park.
Zoals ik al zei: je ziet wat als je traag loopt.

zondag 1 september 2013

Brandweer

Begin juli merken we dat er wespen in onze stadstuin zitten. Veel wespen. De kat probeert ze te vangen, maar wanneer er eentje in haar neus prikt, is het uit met de pret.
Halfweg de zomer zitten er zoveel wespen, dat we vermoeden dat er ergens een nest zit. We proberen te ontdekken waar, maar vinden niets. Patrick meent dat ze in een bloempot zitten want 'daar zag hij er een uitkruipen'. Hoongelach valt hem ten deel.
Eind augustus sta ik in mijn kantoor te telefoneren bij het raam met vriendin/collega Nathalie.
'Ik denk dat ik het wespennest gevonden heb!' roep ik plots - dwars door de conversatie over artikels voor de Standaard en Italiaanse vakanties heen.
'Cool', zegt Nathalie. 'Dan kun je de brandweer laten komen. Ik heb dat ook eens meegemaakt en ik verzeker je dat het geweldig is.'
Ik bel. Meteen.
Ik heb een enorm vertrouwen in Nathalie.

Zaterdagavond. Halfzes. Het is hectisch. Er hangt ruzie in de lucht omdat iemand zich beledigd voelt. Iemand anders realiseert zich dat ze nog geen cadeautje heeft voor de jarige van het feestje vanavond. Nog iemand anders weet dat ze nu aan het eten moet beginnen als ze voor zes uur eten op tafel wil hebben. Want iemand moet er om halfzeven al vandoor.
En dan gaat de bel.
Er staan zes brandweermannen voor de deur. In vol ornaat. Zwart en fluogeel. En een enorme rode brandweerwagen met allerlei slangen en ventielen en dingen om aan te draaien.
'Het is de brandweer!' roept iemand blij.
En even later staan ze allemaal in mijn kantoor van twee op vier. Eén van hen neemt de bus met product en klimt door het raam. De anderen sluiten het raam en beginnen grappen te maken. Ik kan ze hier niet herhalen. You had to be there. De brandweermannen zijn intussen aangevuld met Patrick, Flo, Wannes en de buurman. De wespen hebben namelijk een woning gevonden in onze scheidingsmuur. Ik ben blij dat ik mijn kantoor die ochtend heb opgeruimd.
'Is dat product schadelijk voor ons?' vraagt Patrick.
'Alleen als u een koudbloedige bent, meneer', antwoordt de commandant met uitgestreken gezicht.

De operatie duurt geen twee minuten. Ze stommelen allemaal de trap weer af en gaan dan in een halve cirkel voor ons huis staan. Even vrees ik dat ze in gezang gaan uitbarsten. De buurvrouw van de andere kant komt buiten en vraagt of alles in orde is. Er worden nog meer grappen gemaakt. Patrick vraagt of ze iets willen drinken. Ze twijfelen even en ik tel razendsnel na hoeveel bier er nog in de kelder staat. En of brandweermannen wel bier mogen drinken tijdens hun dienst. En of ik dan nog wel genoeg frisdrank heb? Je kunt veel denken op korte tijd als de brandweer voor je deur staat.
Ze moeten niets drinken.
'Vroeger kwamen wij met een autootje en twee mannen voor dergelijke klussen', legt de commandant uit (ik denk toch dat hij de commandant is - hij geeft alle uitleg). 'Nu doen we het tussen de interventies door. U krijgt dus altijd een heel team over de vloer.'
De sfeer is opperbest. We hebben goed gelachen.
Mij hoor je niet klagen!