Motto to live by

Life should not be a journey to the grave with the intention of arriving safely
in an attractive and well-preserved body,
but rather to skid in sideways, chocolate in one hand, martini in the other, body thoroughly used up,
totally worn out and screaming: 'Woo hoo! What a ride!'
(Hunter S.Thomson - met dank aan Nathalie)

vrijdag 3 oktober 2014

Ik ben zo blij!

Als kind vond ik lezen de max. Elke zaterdag zat ik op de vensterbank van het raam in ons huis op de Kapelberg te wachten tot mijn moeder terugkwam van de kapper. Ze rook dan niet alleen fantastisch naar haarlak, maar had ook altijd een boek voor me bij. Heidi, iets met een kabouter (de naam ontsnapt me), Pietje Puk, Claudia.Tot op de dag van vandaag ben ik dol op de geur van haarlak. En dat heeft ongetwijfeld met mijn liefde voor lezen te maken.
Ik schreef ook graag. En dan bedoel ik echt het vormen van mooie letters, bij voorkeur met een mooie vulpen. Geen wonder dat ik in tranen uitbarstte toen mijn man me op mijn verjaardag ooit een Mont Blanc cadeau deed.
En ik verzon graag verhalen en gedichtjes. Dat van 'De Dief in de Kast' stond zelfs ooit in de Taptoe. Het spelletje met vier dobbelstenen dat je bij een publicatie cadeau kreeg, stond jarenlang als een soort trofee op mijn kast.
Mijn ouders vroegen me regelmatig wat ik wou worden en ongetwijfeld antwoordde ik ooit 'schrijfster', maar dat werd niet serieus genomen. Ik herinner me dat mijn moeder zei: 'Kind, schrijvers verdienen het zout op hun patatten niet. Trouwens, een schrijver bèn je. Dat kun je niet worden.' En mijn vader vulde aan:  'Word jij maar advocaat, want zoals jij kan praten...!' Dokter of notaris mocht ook. Of op zijn minst 'in de zaak' komen.

Dus ik ging studeren. Dat liep die eerste jaren niet zo heel vlot en daarna weer wel. In al die tijd schreef ik weinig of niets. Af en toe een thesis, ja, maar meer was het niet.
En dan begon het leven.
Het Leven.
Met een Man en een Huis en een Job en Kinderen.

Ik kan niet uitleggen waarom ik niet meteen mijn kans als journaliste waagde (zoals Patrick wel deed). In mijn studententijd had ik behoorlijk wat artikels geschreven voor een gratis blad in het Leuvense - maar blijkbaar was de stap naar een 'echt' tijdschrift te groot.
Ik kan ook niet uitleggen waarom ik niet gewoon schreef.
Misschien waren het de woorden van mijn moeder die nazinderden. Dat van die schrijver die je bent en niet wordt.
Misschien was ik bang dat ik het zout op mijn patatten niet zou verdienen en speelde ik liever op veilig. Want productmanagers bij een tijdschrift verdienden een stuk beter dan journalisten ondervonden Patrick en ik aan den lijve.

En toen werd ik ontslagen en in plaats van weer 'een job' te zoeken, ging ik schrijven.
En toen kwam ik Johan van uitgeverij Lannoo tegen die in mij geloofde en de deur opende.
Ik ben hem en alle andere mensen bij Lannoo eeuwig dankbaar.

Maar tot op de dag van vandaag vind ik het moeilijk om mezelf 'schrijfster' te noemen. Het is een naam die weggelegd lijkt voor hele slimme mensen die - naast schrijven - ook nog Meningen hebben en die uren kunnen nadenken over De Perfecte Zin.
Dat kan ik niet.
Dat doe ik niet graag.
Maar ik vertel wel graag een verhaal.

En nu heb ik me daar toch een verhaal geschreven!

Zo eentje waarbij de uitgeefster je belt om te zeggen dat ze SUPERENTHOUSIAST is.
En waarbij een illustrator die eigenlijk geen reeksen meer aanneemt deze wel wil doen omdat ze SUPERENTHOUSIAST is.
En waarvan je vent zegt: 'Schat, ik vond het geweldig. Echt waar.'

En nog mooier...
Het is een verhaal voor kinderen.

En, o mijn god, ik ben zo blij!
Op mijn eenenvijftigste ben ik eindelijk klaar om te springen.
Op mijn eenenvijftigste komt mijn kinderdroom uit.
Op mijn eenenvijftigste ga ik het durven zeggen.
Ik ben een schrijfster.
(en jullie moeten nog tot na de zomer van volgend jaar wachten om het verhaal te lezen.)