‘Drie euro en tsjeventig centjes’, zegt het meisje achter de
toog. Ik kijk verbaasd naar het pakje dat ze in mijn handen duwt. Het bevat een
broodje van ongeveer 7 centimeter, belegd met een minuscuul plakje kaas, een
blaadje sla en een schijfje tomaat.
‘U maakt een grapje’, wil ik zeggen, maar ik hou wijselijk
mijn mond. Dit is Knokke. In de straat waar ik net doorliep op zoek naar een
broodjeszaak kostten zelfs de sjaaltjes in de etalages meer dan het gemiddelde
maandloon in pakweg Oezbekistan. Dan moet ik niet klagen als ze bij de bakker
hetzelfde proberen.
Ik betaal en wandel glimlachend naar buiten. Toegegeven, het
broodje is netjes verpakt in een doorzichtig micazakje dat is dichtgekleefd met
een elegante sticker waarop de naam van de bakkerij staat in een lettertype
waar designers ongetwijfeld op kicken. Ik rammel van de honger, dus maak ik het
zakje open en haal het broodje er voorzichtig uit. Normaal eet ik niet op
straat. Nooit. Maar dit broodje is zo belachelijk klein dat niemand het merkt.
Ik kan het verbergen in de palm van mijn hand. En het kost
drieeuroentsjeventigcent dus voor één keer mag het wel.
In minder dan twee happen is het verdwenen. Toegegeven, het
stukje stokbrood is lekker, maar meer kan ik er niet over zeggen. Ik heb vooral
nog honger.
Op de dijk staat een oude man met een oud hondje. Hij draagt
een geruite pet en een blauwe jas en op het eerste zicht is het een gewone oude
man. Ik verfrommel het micazakje en zoek een vuilnisbak wanneer ik hem ‘dit
gelooft u toch niet’ hoor zeggen. Even denk ik dat hij mijn micazakje gezien
heeft en net als ik een broodje bij dezelfde bakker haalde, maar hij steekt een
verhaal af over twee euro die uit zijn zak rolde en opgeraapt werd door
voorbijgangers. Hij wou nog een euro terugvragen, maar ze wandelden gewoon verder
zonder acht op hem te slaan. En nu heeft hij een probleem want hij heeft niet
meer genoeg geld voor een pakje tabak.
Ik vind het een mooi verhaal, zeker op de dijk van Knokke.
Dan besef ik dat ik geen kleingeld meer in mijn portefeuille heb. Ik zeg iets als
‘wat jammer voor u’ – de meneer spreekt duidelijk met een Nederlands accent –
en leg uit dat ik hem helaas geen euro kan geven. Een ouder, goedgekleed, goed
geconserveerd en Franssprekend koppel van het type dat je hier wel vaker ziet, komt
voorbij en kijkt ons allebei aan. De vrouw neemt de arm van haar man wat
steviger vast. Ik hoor haar een paar keer tssss-en en, hoewel ik niet kan verstaan
wat ze elkaar toefluisteren, begrijp ik uit de toon dat ze hier niet blij mee
zijn. Ik ga er voor het gemak van uit dat het niet om mij gaat, maar om de oude
man die intussen de dijk afspeurt naar een nieuw slachtoffer.
Op weg naar de studio waar ik aan een boek aan het schrijven
ben, kom ik gelukkig nog een broodjeszaak tegen. Sim’Z verkoopt me warm broodje
brie van normaal formaat voor de luttele prijs van vier euro. Ik eet het buiten
op en hoop stiekem dat de oude man opnieuw voorbij komt. Deze keer heb ik wel
een euro voor een mooi verhaal.