'En? Weet hij het nu al?'
Het moet de vraag zijn die ons het vaakst gesteld werd de voorbije weken en het antwoord is nog altijd: 'Neen. Hij heeft geen idee.'
Ooit wist hij het wel. Hij zou Frank Raes vervangen als die met pensioen ging. 'De nieuwe Filip Joos worden' - al had hij geen flauw idee wat hij daarvoor moest studeren. Een jaar Brazilië bracht niet meer duidelijkheid, integendeel! Intussen weet hij het absoluut niet meer. Internationale betrekkingen? Media? Iets anders? Maar wat?
Talen zijn saai en rechten nog saaier. Voor wetenschappen of wiskunde heeft hij geen hoofd. Pol en soc is voor watjes (zijn woorden). Vertaler-tolk - neen want hij wil naar de universiteit. Communicatie dan - als keuze omdat alle andere afvallen. Daar hebben Patrick en ik het moeilijk mee wegens te algemeen en te weinig diepgaand (we zijn ervaringsdeskundigen). Geschiedenis is dan toch een betere keuze? Maar dat vindt Wannes dan weer booooring.
Hij weet het dus niet.
Een vriend van Patrick vertelde hem onlangs over zijn jaren als reisbegeleider bij TUI. Vriend spreekt vlot een taal of tien en heeft de tijd van zijn leven gehad toen. Elk jaar een ander buitenland. En veel verdiend bovendien. Intussen is het vet ook wat van die soep, maar toch... De vriend studeerde vertaler-tolk.
Joos is blijkbaar ook vertaler-tolk van opleiding en spreekt naar verluidt vlekkeloos Italiaans. Wannes spreekt vlekkeloos Portugees...
Hij weet het niet en wij ook niet.
Vandaag gaat hij wandelen met zijn vader.
maandag 30 juli 2012
maandag 23 juli 2012
R.I.P. Elvis
Elvis is niet meer. Hij is vanochtend rond halftwaalf ingeslapen.
Zoals ik eerder zei was Elvis een bijzondere kat. Hij was dertien jaar onze vriend - maar wel op zijn voorwaarden.
Visje.
Elvenrijn (sorry, dat was er één van mij).
Eigenwijze kater.
We gaan je missen, maat.
Zoals ik eerder zei was Elvis een bijzondere kat. Hij was dertien jaar onze vriend - maar wel op zijn voorwaarden.
- Hij liet zich niet oppakken. En als je hem dan vast had, kreeg je geheid een paar krabben.
- Hij liet zich niet gemakkelijk aaien. Alleen soms. Als hij er zin in had.
- Hij lag graag achter de sofa onder de verwarming.
- Hij kwam bij je liggen als je op het tapijt in de living lag. We vermoeden dat hij daarmee wou zeggen dat die mat zijn territorium was en dat hij je alleen maar duldde.
- Hij had een hekel aan nieuwe soorten kattenzand en weigerde op zijn bak te gaan als er iets anders dan 'zijn merk' in zat.
- Hij was doodsbang van de stofzuiger.
- Hij kreeg het kattenluik ook open als je het 'op slot' had gedaan.
- Hij at nooit iets uit je hand. Als je hem iets aanbood, legde hij het op de grond en at het dan pas op.
- Hij liep 's ochtends tussen je benen door tot je hem eten gaf. En soms 's avonds ook.
- Hij was het grappigst als hij op het tuinhuis van Wim en Stefaan zat. Je zag dan alleen zijn oren boven het dak uitsteken en als je zijn naam zei, kwam hij even over de rand kijken.
- Hij vond de nieuwe sofa geweldig omdat die brede leuningen had waarop hij lekker kon luieren. Met één poot die over de rand hing.
Visje.
Elvenrijn (sorry, dat was er één van mij).
Eigenwijze kater.
We gaan je missen, maat.
zaterdag 21 juli 2012
Elvis
Elvis was vijf maanden oud toen hij bij ons kwam. Een havenkat. We haalden hem op bij een vrouw wiens adres ik op internet vond en toen ik in haar asiel stond had ik meteen spijt. Het was een raar mens, die vrouw en ik wou dat ik 'neen' kon zeggen - maar ik kon het niet. Ik vind mezelf namelijk goedhartig en dan neem je een katje mee.
Als ik zeg dat Elvis 'geen katje was om zonder handschoenen aan te pakken', overdrijf ik niet. Met een kind van zeven en een van twee in huis, was Elvis gewoon levensgevaarlijk. Hij moest vijf weken binnen blijven zodat hij onze geur en die van ons huis gewoon was vooraleer hij de buurt ging verkennen. Hij vloog in gordijnen, zat boven op kasten, liep recht tegen de muren op en krabde en beet alles wat in de buurt kwam - bij voorkeur ons. Toen hij uiteindelijk buiten mocht, bleef hij meteen twee dagen weg, maar net toen ik dacht 'dat was het dan', stond hij er terug.
In de jaren die volgden, werd Elvis gewoon 'onze kat'. Sympathiek was hij niet. Als je hem oppakte, deed hij er alles aan om zo snel mogelijk te ontsnappen. Elvis vastpakken was iets voor durvers - je deed het niet echt voor je plezier. Er was een tijd dat hij elke dag een duif ving en ze mee naar huis bracht. We vroegen ons af hoe hij ze door het kattenluik kreeg, want meestal lag het beest in het midden van de keuken, ontdaan van ingewanden en met de maïskorrels nog naast de geknakte nek. Af en toe stak de duif bijna in mijn tas, alsof Elvis een soort lunchbox voor mij had klaargemaakt. Ik veronderstel dat het zijn vreemde manier was om me te laten voelen dat hij me aanvaardde. Hem uitleggen dat ik dit écht niet prettig vond, hielp niet. Zo was Elvis en we moesten er maar mee leren leven.
De dode vogels waren niet mijn ding, maar de levende muizen nog veel minder, vooral omdat ze altijd wel ergens een gaatje vonden om achter een keukenkast te kruipen. Eerst gilde ik het huis bij elkaar om daarna vloekend met muizenvallen en choco in de weer te gaan. Soms kreeg Elvis het beest toch nog te pakken en dan verstopte hij het helemaal in zijn bek. Hij keek er zeer onschuldig bij, alsof we het staartje dat uit zijn bek bungelde niet zagen. Als het beest teveel bewoog, spuwde hij het uit - een kletsnatte en gedesoriënteerde muis - en een kat die zijn vreugde niet op kon.
Op een keer in de lente verdween Elvis en bleef hij lang, lang weg. Een paar weken als ik het me goed herinner. We staken briefjes in de brievenbussen, hingen een affiche voor het raam, maar kregen geen reactie. En dan op een warme nacht stond hij er plots weer. Mager en hevig miauwend, maar verder helemaal gezond. We vonden Elvis nog altijd niet sympathiek, maar hij was wel onze kat en we waren blij om hem terug te zien.
De laatste jaren daalde zijn stamina zienderogen. Hij zat bijna nooit meer op het dak van onze buren en liet de vogels uit zijn bakje eten in plaats van ze te vangen. Zo kwam het dat een stel merels - Manu en Ann - zo vertrouwd was met ons terras, dat ze dagelijks rond etenstijd even langskwamen voor kattenbrokken. Elvis zat onder de blauwe regen en deed een vogeltje na. 'Piep! Piep! Piep!' We hebben nooit geweten of het protest was of aanmoediging.
Drie dagen geleden is er plots iets gebeurd met Elvis. Hij begon te schokken en met zijn hoofd tegen de muur te slaan. Nadien zat hij minutenlang wezenloos voor zich uit te staren. De dierenarts vertelde ons dat hij waarschijnlijk een epilepsieaanval had gehad en dat we hem medicijnen moesten geven. De dag erna kreeg hij weer een aanval, erger deze keer.
Intussen is het echt niet goed met Elvis. Hij laat zich optillen en we kunnen met hem rondwandelen als met een babytje. Hij laat zich in een mandje leggen - stel je voor! En hij wandelt - aan hetzelfde gestage, trage tempo langs de muren. Opnieuw en opnieuw volgens hetzelfde parcours. Ik vermoed dat hij blind is. Daarstraks wandelde hij gewoon over Flo toen ze op de grond lag. Hij zit constant bij ons en zijn oren gaan alle richtingen uit maar hij draait zijn kopje niet meer naar de geluiden toe. Hij is bang. Dat voelen we.
Plots is Elvis de kat die we altijd wilden - aaibaar en pakbaar - en toch vinden we dat niet prettig. Hij is niet meer 'onze Elvis'.
Maandag gaan we naar de dierenarts.
Als ik zeg dat Elvis 'geen katje was om zonder handschoenen aan te pakken', overdrijf ik niet. Met een kind van zeven en een van twee in huis, was Elvis gewoon levensgevaarlijk. Hij moest vijf weken binnen blijven zodat hij onze geur en die van ons huis gewoon was vooraleer hij de buurt ging verkennen. Hij vloog in gordijnen, zat boven op kasten, liep recht tegen de muren op en krabde en beet alles wat in de buurt kwam - bij voorkeur ons. Toen hij uiteindelijk buiten mocht, bleef hij meteen twee dagen weg, maar net toen ik dacht 'dat was het dan', stond hij er terug.
In de jaren die volgden, werd Elvis gewoon 'onze kat'. Sympathiek was hij niet. Als je hem oppakte, deed hij er alles aan om zo snel mogelijk te ontsnappen. Elvis vastpakken was iets voor durvers - je deed het niet echt voor je plezier. Er was een tijd dat hij elke dag een duif ving en ze mee naar huis bracht. We vroegen ons af hoe hij ze door het kattenluik kreeg, want meestal lag het beest in het midden van de keuken, ontdaan van ingewanden en met de maïskorrels nog naast de geknakte nek. Af en toe stak de duif bijna in mijn tas, alsof Elvis een soort lunchbox voor mij had klaargemaakt. Ik veronderstel dat het zijn vreemde manier was om me te laten voelen dat hij me aanvaardde. Hem uitleggen dat ik dit écht niet prettig vond, hielp niet. Zo was Elvis en we moesten er maar mee leren leven.
De dode vogels waren niet mijn ding, maar de levende muizen nog veel minder, vooral omdat ze altijd wel ergens een gaatje vonden om achter een keukenkast te kruipen. Eerst gilde ik het huis bij elkaar om daarna vloekend met muizenvallen en choco in de weer te gaan. Soms kreeg Elvis het beest toch nog te pakken en dan verstopte hij het helemaal in zijn bek. Hij keek er zeer onschuldig bij, alsof we het staartje dat uit zijn bek bungelde niet zagen. Als het beest teveel bewoog, spuwde hij het uit - een kletsnatte en gedesoriënteerde muis - en een kat die zijn vreugde niet op kon.
Op een keer in de lente verdween Elvis en bleef hij lang, lang weg. Een paar weken als ik het me goed herinner. We staken briefjes in de brievenbussen, hingen een affiche voor het raam, maar kregen geen reactie. En dan op een warme nacht stond hij er plots weer. Mager en hevig miauwend, maar verder helemaal gezond. We vonden Elvis nog altijd niet sympathiek, maar hij was wel onze kat en we waren blij om hem terug te zien.
De laatste jaren daalde zijn stamina zienderogen. Hij zat bijna nooit meer op het dak van onze buren en liet de vogels uit zijn bakje eten in plaats van ze te vangen. Zo kwam het dat een stel merels - Manu en Ann - zo vertrouwd was met ons terras, dat ze dagelijks rond etenstijd even langskwamen voor kattenbrokken. Elvis zat onder de blauwe regen en deed een vogeltje na. 'Piep! Piep! Piep!' We hebben nooit geweten of het protest was of aanmoediging.
Drie dagen geleden is er plots iets gebeurd met Elvis. Hij begon te schokken en met zijn hoofd tegen de muur te slaan. Nadien zat hij minutenlang wezenloos voor zich uit te staren. De dierenarts vertelde ons dat hij waarschijnlijk een epilepsieaanval had gehad en dat we hem medicijnen moesten geven. De dag erna kreeg hij weer een aanval, erger deze keer.
Intussen is het echt niet goed met Elvis. Hij laat zich optillen en we kunnen met hem rondwandelen als met een babytje. Hij laat zich in een mandje leggen - stel je voor! En hij wandelt - aan hetzelfde gestage, trage tempo langs de muren. Opnieuw en opnieuw volgens hetzelfde parcours. Ik vermoed dat hij blind is. Daarstraks wandelde hij gewoon over Flo toen ze op de grond lag. Hij zit constant bij ons en zijn oren gaan alle richtingen uit maar hij draait zijn kopje niet meer naar de geluiden toe. Hij is bang. Dat voelen we.
Plots is Elvis de kat die we altijd wilden - aaibaar en pakbaar - en toch vinden we dat niet prettig. Hij is niet meer 'onze Elvis'.
Maandag gaan we naar de dierenarts.
dinsdag 17 juli 2012
Good ole' times!
'Zou je het nog een keer doen?'
Het is een vraag die we tegenwoordig regelmatig krijgen. Van familie, maar vooral van vrienden. De ene omdat ze ons het voorbije jaar bij momenten zagen worstelen en nog altijd een beetje bezorgd zijn. De andere die benieuwd zijn naar de ervaring en misschien zelf ooit een student in huis willen nemen.
Het antwoord luidt: 'Dat weten we nog niet.'
Patrick zou liever gewoon 'neen' zeggen. Ik houd het antwoord nog wat in het midden. Misschien. Op dit moment ligt het nog te kortbij. Valentina zou het bovendien vreselijk vinden als we meteen al een nieuwe student in huis namen. En ik ga niet ontkennen dat het fysiek en mentaal toch wel wat van ons gevraagd heeft.
We hebben Valentina een mooi jaar gegeven, daar zijn we zeker van. Onderweg zijn we onszelf meerdere keren tegengekomen en dat was niet altijd gemakkelijk. Als gezin en als mens hebben we er allemaal van geleerd. De balans is dus positief en dat hadden wij in september zelfs niet durven hopen.
Dan is er die andere kant. Wannes die net terug is uit Brazilië. 'Weet hij al wat hij gaat studeren?' en 'Hij zal dat geweldige Braziliaanse leven wel missen hier in die regen met al die zuurpruimen.'
Het antwoord is in beide gevallen 'neen' - met een nuancering voor de tweede vraag. Hij mist Brazilië natuurlijk - maar Wannes is iemand die overal gelukkig kan zijn. Hij heeft een onfeilbaar vermogen om met een glimlach door het leven te gaan en dat is waarschijnlijk zijn beste eigenschap. Dat studeren komt nog wel...
Het voorbije jaar gaf me tenslotte de kans om een keer terug te blikken op lang geleden. Dertig jaar om precies te zijn. Toen was ik zelf AFS-student in Harrisburg, Pennsylvania. Three Mile Island zegt de jongere generatie misschien niets, maar het is de kerncentrale waarop de film 'The China Syndrome' is gebaseerd. En ik woonde daar. Op de plek waar het jaar daarvoor zich een bijna-meltdown had voorgedaan.
Harrisburg was niets bijzonders. Het was een kleine stad - de hoofdstad van Pennsylvania weliswaar! - en ik woonde eerst bij een sigaarrokende Jood en daarna bij een tandentrekkende Syriër. Mijn moeders waren enerzijds zeer Amerikaans - anderzijds Fins. Bij het eerste gezin liep het fout. Goed Fout, denk ik, want voor zo ver ik me herinner, werd ik op een avond rond kerst met mijn koffer aan de deur gezet. Reddende engel Rae - een AFS-vrijwilligster - pikte me op en bracht me naar Victor en Maja. Ik mocht er blijven.
Mijn Amerikaanse familie is nooit écht-écht familie geworden. Ik was meer een gast in hun huis. Maar ik had vrienden. Veel vrienden.
Eerst en vooral was er Ulrika uit Zweden. Wij vonden onszelf heel wat met ons 'Europese brein'. We maakten er zelfs nog een liedje over waarvan ik onlangs de tekst terug zag. Ronduit beschamend, zeg ik nu. Het is een wonder dat iémand ons kon uitstaan. Het hielp natuurlijk dat Ulrika bloedmooi was.
En dan waren er de Amerikaanse vrienden. JP, Holly, Tracy, Nan, Pete... en nog veel, veel meer. Ik probeerde over de jaren contact met hen te houden, maar dat liep niet altijd even goed. Er was geen internet in mijn tijd - er was potdorie geeneens een computer! Wij schreven alles netjes met de hand, stopten dat in een envelop, kleefden er een postzegel op en staken het in een postbus.
Mail en Facebook hebben de vrienden weer wat dichterbij gebracht.
Toen we beslisten om dit jaar naar de oostkust van Amerika te gaan, liet ik dat meteen aan mijn vrienden weten. Die vrienden van dertig jaar geleden dus. En kijk - voor ik het wist hadden we gratis slaapplaatsen tussen New York en Maine en probeerden alle vrienden een datum af te spreken waarop we elkaar zouden zien in Harrisburg. Sommigen moeten van ver komen - meer dan drie uur rijden - maar toch doen ze het. We hebben op 14 augustus afgesproken in de Mount Hill Tavern in Harrisburg. Ik trakteer daarna op ijsjes aan de overkant van de straat.
Dàt is voor mij de essentie van AFS. Dat mijn vrienden nog altijd moeite willen doen om mij te zien. 'Eh, what's a quarter century among friends?' schreef één van hen in de serie mails die nu vlot heen en weer gaan. Niks, denk ik dan. Ik zie me nog staan in mijn afschuwelijke blauwe japon met JP op de prom. Dat ik hem later op de avond dumpte, heeft hij me al lang vergeven. Of de scène met Nan in het appartement aan zee waarbij we allemaal toch een beetje veel te veel gedronken hadden. Of die namiddag American football in een of ander park waarbij ik alle jongens tackelde.
Ulrika was met haar man op ons twintigjarig jubilee en dat was voor mij een cadeau. Ik zie straks mijn maties terug en ik denk dat zij er net zo hard naar uitkijken als ikzelf.
Het is een vraag die we tegenwoordig regelmatig krijgen. Van familie, maar vooral van vrienden. De ene omdat ze ons het voorbije jaar bij momenten zagen worstelen en nog altijd een beetje bezorgd zijn. De andere die benieuwd zijn naar de ervaring en misschien zelf ooit een student in huis willen nemen.
Het antwoord luidt: 'Dat weten we nog niet.'
Patrick zou liever gewoon 'neen' zeggen. Ik houd het antwoord nog wat in het midden. Misschien. Op dit moment ligt het nog te kortbij. Valentina zou het bovendien vreselijk vinden als we meteen al een nieuwe student in huis namen. En ik ga niet ontkennen dat het fysiek en mentaal toch wel wat van ons gevraagd heeft.
We hebben Valentina een mooi jaar gegeven, daar zijn we zeker van. Onderweg zijn we onszelf meerdere keren tegengekomen en dat was niet altijd gemakkelijk. Als gezin en als mens hebben we er allemaal van geleerd. De balans is dus positief en dat hadden wij in september zelfs niet durven hopen.
Dan is er die andere kant. Wannes die net terug is uit Brazilië. 'Weet hij al wat hij gaat studeren?' en 'Hij zal dat geweldige Braziliaanse leven wel missen hier in die regen met al die zuurpruimen.'
Het antwoord is in beide gevallen 'neen' - met een nuancering voor de tweede vraag. Hij mist Brazilië natuurlijk - maar Wannes is iemand die overal gelukkig kan zijn. Hij heeft een onfeilbaar vermogen om met een glimlach door het leven te gaan en dat is waarschijnlijk zijn beste eigenschap. Dat studeren komt nog wel...
Het voorbije jaar gaf me tenslotte de kans om een keer terug te blikken op lang geleden. Dertig jaar om precies te zijn. Toen was ik zelf AFS-student in Harrisburg, Pennsylvania. Three Mile Island zegt de jongere generatie misschien niets, maar het is de kerncentrale waarop de film 'The China Syndrome' is gebaseerd. En ik woonde daar. Op de plek waar het jaar daarvoor zich een bijna-meltdown had voorgedaan.
Harrisburg was niets bijzonders. Het was een kleine stad - de hoofdstad van Pennsylvania weliswaar! - en ik woonde eerst bij een sigaarrokende Jood en daarna bij een tandentrekkende Syriër. Mijn moeders waren enerzijds zeer Amerikaans - anderzijds Fins. Bij het eerste gezin liep het fout. Goed Fout, denk ik, want voor zo ver ik me herinner, werd ik op een avond rond kerst met mijn koffer aan de deur gezet. Reddende engel Rae - een AFS-vrijwilligster - pikte me op en bracht me naar Victor en Maja. Ik mocht er blijven.
Mijn Amerikaanse familie is nooit écht-écht familie geworden. Ik was meer een gast in hun huis. Maar ik had vrienden. Veel vrienden.
Eerst en vooral was er Ulrika uit Zweden. Wij vonden onszelf heel wat met ons 'Europese brein'. We maakten er zelfs nog een liedje over waarvan ik onlangs de tekst terug zag. Ronduit beschamend, zeg ik nu. Het is een wonder dat iémand ons kon uitstaan. Het hielp natuurlijk dat Ulrika bloedmooi was.
En dan waren er de Amerikaanse vrienden. JP, Holly, Tracy, Nan, Pete... en nog veel, veel meer. Ik probeerde over de jaren contact met hen te houden, maar dat liep niet altijd even goed. Er was geen internet in mijn tijd - er was potdorie geeneens een computer! Wij schreven alles netjes met de hand, stopten dat in een envelop, kleefden er een postzegel op en staken het in een postbus.
Mail en Facebook hebben de vrienden weer wat dichterbij gebracht.
Toen we beslisten om dit jaar naar de oostkust van Amerika te gaan, liet ik dat meteen aan mijn vrienden weten. Die vrienden van dertig jaar geleden dus. En kijk - voor ik het wist hadden we gratis slaapplaatsen tussen New York en Maine en probeerden alle vrienden een datum af te spreken waarop we elkaar zouden zien in Harrisburg. Sommigen moeten van ver komen - meer dan drie uur rijden - maar toch doen ze het. We hebben op 14 augustus afgesproken in de Mount Hill Tavern in Harrisburg. Ik trakteer daarna op ijsjes aan de overkant van de straat.
Dàt is voor mij de essentie van AFS. Dat mijn vrienden nog altijd moeite willen doen om mij te zien. 'Eh, what's a quarter century among friends?' schreef één van hen in de serie mails die nu vlot heen en weer gaan. Niks, denk ik dan. Ik zie me nog staan in mijn afschuwelijke blauwe japon met JP op de prom. Dat ik hem later op de avond dumpte, heeft hij me al lang vergeven. Of de scène met Nan in het appartement aan zee waarbij we allemaal toch een beetje veel te veel gedronken hadden. Of die namiddag American football in een of ander park waarbij ik alle jongens tackelde.
Ulrika was met haar man op ons twintigjarig jubilee en dat was voor mij een cadeau. Ik zie straks mijn maties terug en ik denk dat zij er net zo hard naar uitkijken als ikzelf.
zondag 15 juli 2012
Back to normal
Langzaam maar zeker keert de rust terug in huize Vincent-Smeesters. Na een week met drie pubers, liep het hier vorige week plots helemaal leeg. Valentina terug naar Chili, Flo naar Catalonië, Wannes op kamp met de kabouters. En miste ik de drukte? Bijlange niet! Het was heerlijk rustig! Precies wat ik nodig had.
Valentina zit dus weer in haar Heimat. Vandaag zag ik een foto op Facebook met de ontvangst door haar volledige familie. Ik begreep meteen waarom ze vaak een beetje meewarig deed over wat wij 'familie' noemden. Bij haar bestaat het uit een publiek waar sommige theaterzalen jaloers op zouden zijn.
Ze had het nog moeilijk de laatste dagen. Aan inpakken wou ze niet beginnen want dat zou betekenen dat haar jaar in België voorbij zou zijn. Gevolg: de dag voor ze vertrok, sleurde ik haar zo'n beetje naar haar slaapkamer en begonnen we samen spullen in haar koffer te leggen. Of beter: ik haalde haar kleerkast voorzichtig leeg, Valentina keilde de dingen op de grond en ik vouwde ze weer op om in de koffer te stoppen. Ze nam een ontzettend zware lading papier mee en eindigde met twee koffers van 23 kilogram in plaats van één. Dat werd dus bijbetalen. Omdat het goedkoper was om dat van tevoren te doen, ging ik aan de slag met de website van Air France. Daarvoor had ik een ticketnummer nodig. AFS bellen. Niet binnen geraken op de website van Air France. Opnieuw bellen. Betalen. Ik zal nooit een goede Latina worden.
Op zaterdag moest ze in Brussel Zuid zijn - het station - waar ze de trein naar Parijs namen en van daar het vliegtuig naar Santiago. Twee koffers, een zware tas met handbagage en een rugzakje...
Vriendje Alejandro kwam nog langs om dag te zeggen, maar Valentina was te nerveus om er van te genieten. De jongen kreeg vooral onder zijn voeten. Ocharme.
En dan stond de trein daar. Veel tranen, veel knuffels en ze was weg. Met de trein was dat helemaal vreemd. Op minder dan vierentwintig uur zat onze dochter-voor-een-jaar aan het andere einde van de wereld.
Toen we thuiskwamen ging ik naar haar kamer - die nu weer de kamer van Flo zou worden - en keek rond. Het was een absolute puinhoop. Er lagen minstens nog eens 23 kilogram spullen en kleren verspreid op de grond.
Intussen is de kamer opgeruimd. Overmorgen trekt Flo er weer in - maar ze wil ze herinrichten. Zoals te verwachten. Flo houdt van wat verandering op tijd en stond.
Wannes is thuis sinds donderdag. Hij is weer helemaal zijn oude zelf en het is een zelf waarop ik niet kwaad kan zijn. Hij is zo onwaarschijnlijk positief en zo goed als nooit slechtgezind. Zou dat een eigenschap zijn of kun je dat leren? Het moet geweldig zijn om zo door het leven te gaan.
Wat hij gaat studeren weet hij nog niet. Daar zijn de opa, de grootva, de nonkels, onze vrienden en wijzelf bezorgder over dan hij. 'Het komt wel in orde', zegt hij dan lachend. Dat is zijn levenshouding van toen hij klein was en hij volgt ze nog steeds. Ik zal dus nooit een goede Latina worden.
Straks zijn Flo en Wannes weer samen thuis en is het evenwicht helemaal hersteld. En dan drie weken vakantie!
Valentina zit dus weer in haar Heimat. Vandaag zag ik een foto op Facebook met de ontvangst door haar volledige familie. Ik begreep meteen waarom ze vaak een beetje meewarig deed over wat wij 'familie' noemden. Bij haar bestaat het uit een publiek waar sommige theaterzalen jaloers op zouden zijn.
Ze had het nog moeilijk de laatste dagen. Aan inpakken wou ze niet beginnen want dat zou betekenen dat haar jaar in België voorbij zou zijn. Gevolg: de dag voor ze vertrok, sleurde ik haar zo'n beetje naar haar slaapkamer en begonnen we samen spullen in haar koffer te leggen. Of beter: ik haalde haar kleerkast voorzichtig leeg, Valentina keilde de dingen op de grond en ik vouwde ze weer op om in de koffer te stoppen. Ze nam een ontzettend zware lading papier mee en eindigde met twee koffers van 23 kilogram in plaats van één. Dat werd dus bijbetalen. Omdat het goedkoper was om dat van tevoren te doen, ging ik aan de slag met de website van Air France. Daarvoor had ik een ticketnummer nodig. AFS bellen. Niet binnen geraken op de website van Air France. Opnieuw bellen. Betalen. Ik zal nooit een goede Latina worden.
Op zaterdag moest ze in Brussel Zuid zijn - het station - waar ze de trein naar Parijs namen en van daar het vliegtuig naar Santiago. Twee koffers, een zware tas met handbagage en een rugzakje...
Vriendje Alejandro kwam nog langs om dag te zeggen, maar Valentina was te nerveus om er van te genieten. De jongen kreeg vooral onder zijn voeten. Ocharme.
En dan stond de trein daar. Veel tranen, veel knuffels en ze was weg. Met de trein was dat helemaal vreemd. Op minder dan vierentwintig uur zat onze dochter-voor-een-jaar aan het andere einde van de wereld.
Toen we thuiskwamen ging ik naar haar kamer - die nu weer de kamer van Flo zou worden - en keek rond. Het was een absolute puinhoop. Er lagen minstens nog eens 23 kilogram spullen en kleren verspreid op de grond.
Intussen is de kamer opgeruimd. Overmorgen trekt Flo er weer in - maar ze wil ze herinrichten. Zoals te verwachten. Flo houdt van wat verandering op tijd en stond.
Wannes is thuis sinds donderdag. Hij is weer helemaal zijn oude zelf en het is een zelf waarop ik niet kwaad kan zijn. Hij is zo onwaarschijnlijk positief en zo goed als nooit slechtgezind. Zou dat een eigenschap zijn of kun je dat leren? Het moet geweldig zijn om zo door het leven te gaan.
Wat hij gaat studeren weet hij nog niet. Daar zijn de opa, de grootva, de nonkels, onze vrienden en wijzelf bezorgder over dan hij. 'Het komt wel in orde', zegt hij dan lachend. Dat is zijn levenshouding van toen hij klein was en hij volgt ze nog steeds. Ik zal dus nooit een goede Latina worden.
Straks zijn Flo en Wannes weer samen thuis en is het evenwicht helemaal hersteld. En dan drie weken vakantie!
vrijdag 6 juli 2012
Tranen om het verlies van wat was
Het zijn geen tranen omdat je je gastgezin gaat missen - of toch maar gedeeltelijk.
Het is geen weemoed omdat je je vrienden niet meer zal zien - of toch ook maar gedeeltelijk.
Het is vooral het besef dat alles straks weer 'normaal' is. Dat er terug dingen van je verwacht worden.
Je hebt een jaar achter de rug waarin je grotendeels vrij van zorgen was, ook al dacht je soms van niet. Wat erg leek in januari, is intussen een detail. Er was een organisatie om je op te vangen, gastouders, gastbroers, gastzussen en - vooral - andere uitwisselingsstudenten. Straks sta je er - raar maar waar - weer wat meer alleen voor. Je hebt dan wel je ouders en je familie om je heen, maar die zijn toch op een andere manier met jou bezig dan je gastgezin. Je gastgezin wil je gelukkig en gezond terug overhandigen aan je biologische familie. Ze willen dat je met een goed gevoel teruggaat en daar hebben ze hard hun best voor gedaan.
De tranen van nu zijn nog het meest om het verlies van wat was en het verlangen naar wat misschien had kunnen zijn.
Wat had kunnen zijn weet je natuurlijk niet. Want zodra je hier voor altijd had kunnen zijn, worden er nieuwe dingen van je verwacht.
Het is geen weemoed omdat je je vrienden niet meer zal zien - of toch ook maar gedeeltelijk.
Het is vooral het besef dat alles straks weer 'normaal' is. Dat er terug dingen van je verwacht worden.
Je hebt een jaar achter de rug waarin je grotendeels vrij van zorgen was, ook al dacht je soms van niet. Wat erg leek in januari, is intussen een detail. Er was een organisatie om je op te vangen, gastouders, gastbroers, gastzussen en - vooral - andere uitwisselingsstudenten. Straks sta je er - raar maar waar - weer wat meer alleen voor. Je hebt dan wel je ouders en je familie om je heen, maar die zijn toch op een andere manier met jou bezig dan je gastgezin. Je gastgezin wil je gelukkig en gezond terug overhandigen aan je biologische familie. Ze willen dat je met een goed gevoel teruggaat en daar hebben ze hard hun best voor gedaan.
De tranen van nu zijn nog het meest om het verlies van wat was en het verlangen naar wat misschien had kunnen zijn.
Wat had kunnen zijn weet je natuurlijk niet. Want zodra je hier voor altijd had kunnen zijn, worden er nieuwe dingen van je verwacht.
zondag 1 juli 2012
Auch
Gisteren was het feest bij ons. Wannes was terug en de familie wou hem zien. Bovendien was hij deze week jarig. Dubbel feest dus voor hem. Er werd op schouders geklopt, gelachen, gezegd: 'maar gij zijt niet veranderd, jong' en ook: 'ik dacht dat gij bruin zou zien!'
Tegelijkertijd was er een 'tot ziens' feestje voor Valentina. Zij had haar vrienden uitgenodigd - Elisabeth, Eli, Fahmi en Allejandro. Ze zaten een hele namiddag met elkaar te praten op het terras en toen het begon te regenen verhuisden ze naar de keuken waar ze verder praatten lang nadat alle gasten vertrokken waren.
'Ik schrok me rot toen ik hier voor het eerst op stap ging', vertelde Fahmi. 'Thuis moet ik om tien uur in bed liggen. Hier vertrekken ze dan pas!'
De Latino's moesten er hartelijk om lachen. Zij vertrokken pas om middernacht en gingen 's ochtends ontbijten voor ze in bed kropen.
Fahmi: 'Als wij elkaar 's ochtends tegenkomen, vragen we 'heb je al gegeten?' en als het antwoord 'neen' is, gaan we iets eten.'
Weer gelach van iedereen.
Allejando vertelde dat zijn moeder hem gewaarschuwd had voor 'vreemd eten' - hij mocht echt alleen Belgische kost eten en dat had hij netjes gedaan.
Om halfelf vertrokken ze naar de stad. We namen een beetje verdrietig afscheid van Fahmi. Hij is onze Indonesische Latino.
Allejandro beloofde dat hij op donderdag of vrijdag nog zou langskomen.
Vandaag heeft Valentina haar kleerkast leeggemaakt. Alles ligt op het bureau en op de grond.
Ze zit er wat sip bij want morgen vertrekt Flo op scoutskamp naar Spanje en het is de laatste keer dat ze elkaar zullen zien.
Auch.
Tegelijkertijd was er een 'tot ziens' feestje voor Valentina. Zij had haar vrienden uitgenodigd - Elisabeth, Eli, Fahmi en Allejandro. Ze zaten een hele namiddag met elkaar te praten op het terras en toen het begon te regenen verhuisden ze naar de keuken waar ze verder praatten lang nadat alle gasten vertrokken waren.
'Ik schrok me rot toen ik hier voor het eerst op stap ging', vertelde Fahmi. 'Thuis moet ik om tien uur in bed liggen. Hier vertrekken ze dan pas!'
De Latino's moesten er hartelijk om lachen. Zij vertrokken pas om middernacht en gingen 's ochtends ontbijten voor ze in bed kropen.
Fahmi: 'Als wij elkaar 's ochtends tegenkomen, vragen we 'heb je al gegeten?' en als het antwoord 'neen' is, gaan we iets eten.'
Weer gelach van iedereen.
Allejando vertelde dat zijn moeder hem gewaarschuwd had voor 'vreemd eten' - hij mocht echt alleen Belgische kost eten en dat had hij netjes gedaan.
Om halfelf vertrokken ze naar de stad. We namen een beetje verdrietig afscheid van Fahmi. Hij is onze Indonesische Latino.
Allejandro beloofde dat hij op donderdag of vrijdag nog zou langskomen.
Vandaag heeft Valentina haar kleerkast leeggemaakt. Alles ligt op het bureau en op de grond.
Ze zit er wat sip bij want morgen vertrekt Flo op scoutskamp naar Spanje en het is de laatste keer dat ze elkaar zullen zien.
Auch.
Abonneren op:
Posts (Atom)