De eerste les begint om acht uur.
Hij zakt de avond ervoor niet af naar café De Prof, maar kruipt op tijd in bed om uitgeslapen te zijn. Om kwart voor zeven hoor ik zijn wekkerradio en om kwart voor acht is hij de deur uit met alleen maar een banaan achter de kiezen.
Rond de middag komt hij terug thuis. Hij is naar de kapper geweest en ziet er met zijn korte kopje plots een stuk jonger uit. Hij vertelt honderduit over de les Engels. Wij - die toch denken een beetje Engels te kennen - luisteren verbaasd naar de stroom moeilijke woorden die uit zijn mond vloeit. Nooit geweten dat Engels zo ingewikkeld was. En dat onze zoon daar zo enthousiast kan over vertellen. Ik wil wel een paar voorbeelden geven, maar ben intussen alles vergeten. Het mensenbrein gaat achteruit vanaf het vijfenveertigste levensjaar en ik ben daar het beste bewijs van.
's Namiddags vertrekt hij vol goede moed naar de eerste les Nederlands maar hij is een kwartier later weer terug. Het virus dat Patrick, Flo en mij twee dagen aan het toilet en de emmer kluisterde, heeft hem ook te pakken. Hij is misselijk en moe en ligt een hele namiddag op de sofa.
Het is weer wat anders nu met een student in huis. De anekdotes 'uit onze tijd' borrelen bij Patrick en mij spontaan op.
Over die twee aartslelijke en openlijk communistische proffen van Duits die ons het lied 'Ich bin wild auf der Bild' bijbrachten (helaas onvindbaar op het net);
Over de lessen Frans waarin we over Sue Ellen en Bobby van Dallas praatten - in het Frans natuurlijk, dat spreekt voor zich - en waar Patrick en ik onze eerste toenaderingspogingen deden;
Over professor Verstraeten waarbij we streepjes zetten elke keer dat hij de naam 'Marx' uitsprak;
Over de eerste mensen die we tegenkwamen en hoe sommigen nog altijd onze vrienden zijn;
Over de Strebers;
Over Flikkerlicht;
Over de proffen die op de openingsreceptie een joint doorgaven aan elkaar hebben we het nog niet gehad.
Dat houden we voor later.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten