'Zou je het nog een keer doen?'
Het is een vraag die we tegenwoordig regelmatig krijgen. Van familie, maar vooral van vrienden. De ene omdat ze ons het voorbije jaar bij momenten zagen worstelen en nog altijd een beetje bezorgd zijn. De andere die benieuwd zijn naar de ervaring en misschien zelf ooit een student in huis willen nemen.
Het antwoord luidt: 'Dat weten we nog niet.'
Patrick zou liever gewoon 'neen' zeggen. Ik houd het antwoord nog wat in het midden. Misschien. Op dit moment ligt het nog te kortbij. Valentina zou het bovendien vreselijk vinden als we meteen al een nieuwe student in huis namen. En ik ga niet ontkennen dat het fysiek en mentaal toch wel wat van ons gevraagd heeft.
We hebben Valentina een mooi jaar gegeven, daar zijn we zeker van. Onderweg zijn we onszelf meerdere keren tegengekomen en dat was niet altijd gemakkelijk. Als gezin en als mens hebben we er allemaal van geleerd. De balans is dus positief en dat hadden wij in september zelfs niet durven hopen.
Dan is er die andere kant. Wannes die net terug is uit Brazilië. 'Weet hij al wat hij gaat studeren?' en 'Hij zal dat geweldige Braziliaanse leven wel missen hier in die regen met al die zuurpruimen.'
Het antwoord is in beide gevallen 'neen' - met een nuancering voor de tweede vraag. Hij mist Brazilië natuurlijk - maar Wannes is iemand die overal gelukkig kan zijn. Hij heeft een onfeilbaar vermogen om met een glimlach door het leven te gaan en dat is waarschijnlijk zijn beste eigenschap. Dat studeren komt nog wel...
Het voorbije jaar gaf me tenslotte de kans om een keer terug te blikken op lang geleden. Dertig jaar om precies te zijn. Toen was ik zelf AFS-student in Harrisburg, Pennsylvania. Three Mile Island zegt de jongere generatie misschien niets, maar het is de kerncentrale waarop de film 'The China Syndrome' is gebaseerd. En ik woonde daar. Op de plek waar het jaar daarvoor zich een bijna-meltdown had voorgedaan.
Harrisburg was niets bijzonders. Het was een kleine stad - de hoofdstad van Pennsylvania weliswaar! - en ik woonde eerst bij een sigaarrokende Jood en daarna bij een tandentrekkende Syriër. Mijn moeders waren enerzijds zeer Amerikaans - anderzijds Fins. Bij het eerste gezin liep het fout. Goed Fout, denk ik, want voor zo ver ik me herinner, werd ik op een avond rond kerst met mijn koffer aan de deur gezet. Reddende engel Rae - een AFS-vrijwilligster - pikte me op en bracht me naar Victor en Maja. Ik mocht er blijven.
Mijn Amerikaanse familie is nooit écht-écht familie geworden. Ik was meer een gast in hun huis. Maar ik had vrienden. Veel vrienden.
Eerst en vooral was er Ulrika uit Zweden. Wij vonden onszelf heel wat met ons 'Europese brein'. We maakten er zelfs nog een liedje over waarvan ik onlangs de tekst terug zag. Ronduit beschamend, zeg ik nu. Het is een wonder dat iémand ons kon uitstaan. Het hielp natuurlijk dat Ulrika bloedmooi was.
En dan waren er de Amerikaanse vrienden. JP, Holly, Tracy, Nan, Pete... en nog veel, veel meer. Ik probeerde over de jaren contact met hen te houden, maar dat liep niet altijd even goed. Er was geen internet in mijn tijd - er was potdorie geeneens een computer! Wij schreven alles netjes met de hand, stopten dat in een envelop, kleefden er een postzegel op en staken het in een postbus.
Mail en Facebook hebben de vrienden weer wat dichterbij gebracht.
Toen we beslisten om dit jaar naar de oostkust van Amerika te gaan, liet ik dat meteen aan mijn vrienden weten. Die vrienden van dertig jaar geleden dus. En kijk - voor ik het wist hadden we gratis slaapplaatsen tussen New York en Maine en probeerden alle vrienden een datum af te spreken waarop we elkaar zouden zien in Harrisburg. Sommigen moeten van ver komen - meer dan drie uur rijden - maar toch doen ze het. We hebben op 14 augustus afgesproken in de Mount Hill Tavern in Harrisburg. Ik trakteer daarna op ijsjes aan de overkant van de straat.
Dàt is voor mij de essentie van AFS. Dat mijn vrienden nog altijd moeite willen doen om mij te zien. 'Eh, what's a quarter century among friends?' schreef één van hen in de serie mails die nu vlot heen en weer gaan. Niks, denk ik dan. Ik zie me nog staan in mijn afschuwelijke blauwe japon met JP op de prom. Dat ik hem later op de avond dumpte, heeft hij me al lang vergeven. Of de scène met Nan in het appartement aan zee waarbij we allemaal toch een beetje veel te veel gedronken hadden. Of die namiddag American football in een of ander park waarbij ik alle jongens tackelde.
Ulrika was met haar man op ons twintigjarig jubilee en dat was voor mij een cadeau. Ik zie straks mijn maties terug en ik denk dat zij er net zo hard naar uitkijken als ikzelf.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
you know when an AFS experience will start but you will never know when it ends....
Een reactie posten