'Ik ben benieuwd hoe het zal varen!'
Dat was ongetwijfeld de meest gebruikte zin van de voorbije week. Want we waren nieuwsgierig! Hoe zou het zijn om Valentina na anderhalf jaar terug te zien? Zou ze veranderd zijn? Zou ze het nog wel leuk vinden hier? Zou ze het niet te koud hebben? Zou ze nog altijd geen rode kool lusten? En zouden wij als grap dan geen rode kool maken, die eerste avond? Zou ze nog altijd gek zijn op speculoospasta? En zou ze zich herinneren dat Sinterklaas en Pedro Nero de volgende dag kwamen?
Gisteren was het eindelijk zo ver. Ze kwam door de schuifdeuren op Zaventem gewandeld en we zagen dat ze nog altijd dezelfde was. Ze had zelfs de roze met grijze trui aan die we haar als kerstcadeau gaven tijdens haar uitwisselingsjaar. Ze was superblij met de pot speculoospasta die we voor haar bij hadden. En nog blijer toen we haar vertelden dat de keukenkasten vol speculoos zaten thuis.
Ze is de Wallie die we in de zomer van 2012 op de trein naar Chili zetten. Ze lacht superveel met ongeveer alles wat we zeggen en doen. Ze babbelt gewoon Nederlands mee aan tafel. Ze wil overal mee naartoe. Ze kwam vanmorgen zonder morren uit bed toen Flo haar er om zeven uur uithaalde voor Sinterklaas (daarna ging ze wel weer slapen - maar ze had dan ook een lang reis achter de rug). Ze fietst nog altijd als een held. Ze paste zonder morren truien (het was koud en ze had er te weinig bij). En ze kocht er een met een hert op. Ze wou meteen een telefoonkaart.
Het is een beetje alsof ze terug is van nooit weggeweest.
Ons Wallie.
vrijdag 6 december 2013
maandag 28 oktober 2013
Oud/t
Zaterdagavond. 22u.
'Mama? Het is Flo. Ik wou eigenlijk niet bellen, maar ik moest van de leiding. Ze zijn met mij naar de dokter geweest. Ik heb bloedvergiftiging. Alles is oké. Je moet je niet ongerust maken.'
Ik probeer een antwoord te bedenken.
Optie 1: Ik spring in de auto en ga haar halen. Ze zitten met de scouts op amper een half uur rijden van hier.
Optie 2: Ik zeg dat ik heel bezorgd ben en vraag meer uitleg.
Optie 3: Ik vraag niets.
Terwijl ik zit na te denken hoe ik best reageer, blijft het stil aan de andere kant. Dan zegt ze: 'Allez. Ik zie je maandag.' En de telefoon gaat uit.
Optie 1 en 2 zijn vervallen en het is - willens nillens - optie 3 geworden.
Zondagochtend. 11u.
Ik bel de leiding. Ze verzekeren me dat ze Flo goed in het oog houden. Er staat een streepje op haar arm en als de 'zwarte ader' daar voorbij gaat, brengen ze haar meteen naar het ziekenhuis.
'Bel mij dan maar', zeg ik. 'Ik kom haar halen als het niet goed gaat. Maar dat moet je haar niet vertellen.'
Patrick denkt dat één van de leiders voor dokter studeert. Dat geeft een klein beetje gemoedsrust.
Zondagmiddag. 12u.
'Mama? Het is Wannes. Ik kom niet naar huis. Ik ga verbroederen met de leiding van Flo. Je ziet me maandag.'
Ik vertel over het telefoontje van Flo. Hij vraagt meer uitleg maar eigenlijk heb ik die niet echt. Ik zeg dat het allemaal niet zo erg is en dat de leiding het in het oog houdt.
En dat hij Flo niet mag zeggen dat ik het hem verteld heb. Ze moet niet weten dat ik ongerust ben.
Thuis zitten we 's avonds met twee aan tafel. Dat voelt vreemd oud.
Ik denk aan mijn twee kinderen die het allemaal zelf oplossen.
Dat is goed natuurlijk. Maar ik voel me vreemd out.
'Mama? Het is Flo. Ik wou eigenlijk niet bellen, maar ik moest van de leiding. Ze zijn met mij naar de dokter geweest. Ik heb bloedvergiftiging. Alles is oké. Je moet je niet ongerust maken.'
Ik probeer een antwoord te bedenken.
Optie 1: Ik spring in de auto en ga haar halen. Ze zitten met de scouts op amper een half uur rijden van hier.
Optie 2: Ik zeg dat ik heel bezorgd ben en vraag meer uitleg.
Optie 3: Ik vraag niets.
Terwijl ik zit na te denken hoe ik best reageer, blijft het stil aan de andere kant. Dan zegt ze: 'Allez. Ik zie je maandag.' En de telefoon gaat uit.
Optie 1 en 2 zijn vervallen en het is - willens nillens - optie 3 geworden.
Zondagochtend. 11u.
Ik bel de leiding. Ze verzekeren me dat ze Flo goed in het oog houden. Er staat een streepje op haar arm en als de 'zwarte ader' daar voorbij gaat, brengen ze haar meteen naar het ziekenhuis.
'Bel mij dan maar', zeg ik. 'Ik kom haar halen als het niet goed gaat. Maar dat moet je haar niet vertellen.'
Patrick denkt dat één van de leiders voor dokter studeert. Dat geeft een klein beetje gemoedsrust.
Zondagmiddag. 12u.
'Mama? Het is Wannes. Ik kom niet naar huis. Ik ga verbroederen met de leiding van Flo. Je ziet me maandag.'
Ik vertel over het telefoontje van Flo. Hij vraagt meer uitleg maar eigenlijk heb ik die niet echt. Ik zeg dat het allemaal niet zo erg is en dat de leiding het in het oog houdt.
En dat hij Flo niet mag zeggen dat ik het hem verteld heb. Ze moet niet weten dat ik ongerust ben.
Thuis zitten we 's avonds met twee aan tafel. Dat voelt vreemd oud.
Ik denk aan mijn twee kinderen die het allemaal zelf oplossen.
Dat is goed natuurlijk. Maar ik voel me vreemd out.
woensdag 16 oktober 2013
Frindinnen
Het idee werd geboren op een zomeravond. Meer bepaald op 29 juli, een mooie zomerdag waarop het 's avonds plots begon te regenen. En ook de verjaardag van Kristien. Wij vertrokken de volgende ochtend vroeg op vakantie, maar ik was toch op de fiets gesprongen om een cadeautje langs te brengen. Nathalie was er ook om Kristiens verjaardag te vieren.
De vijf minuten die ik gepland had, liepen uit. Er was wijn van lang geleden. Er liepen jongetjes rond die probeerden stoer te doen met al die vrouwen in huis. En voor we het wisten kwam het gesprek op venten en seks en kwamen we niet meer bij van het lachen. De man van Kristien zat in de veranda en wierp af en toe een bezorgde blik op het hysterisch lachende vrouwentrio.
Het was te kort en we beslisten dat we het nog een keer moesten overdoen. Bij Nathalie thuis. Met alleen vrouwen. Een pyjamafeestje, so to speak.
Het idee werd thuis onthaald op lacherig gesnuif.
'Een pyjamafeestje? Met allemaal vrouwen of wat?'
Je hoorde hoe ze er 'oudere' wilden tussen wringen, maar zich nog net konden bedwingen.
'En wat doen jullie dan? Op zo'n pyjamafeestje voor vrouwen?'
Ik liet ze lachen.
Even dreigde het feestje in het water te vallen. In het weekend ervoor werd een jongen vermoord. In het stamcafé van onze kinderen. Ze kenden hem, Gregory. En toen bleek hij bij Kristien op school te zitten. Zij kreeg een hele week te maken met ontroostbare, gebroken jongeren die hun verdriet op hun schouder droegen.
Kristien liet op maandag weten dat ze niet wist of een pyjamaparty een goed idee was. Ik wist het niet goed. Emotioneel zat het bij mij nogal wankel.
Op woensdag stuurde Kristien een bericht: 'Laat het in godsnaam doorgaan. Ik ben er zo aan toe.'
We riepen 'cava!' op de mail. En 'knuffels!' En 'chocola!' En 'Veel chocola!' En Nathalie zou risotto maken.
We gingen met de trein. Nathalie pikte ons op. Het regende.
Maar daar hebben we niets van gemerkt. We praatten. En praatten nog wat meer. We dronken cava, aten risotto en cake en veel te veel chocola. En dan praatten we nog een beetje.
Over wat er gebeurd was. Over boeken. Over mannen. Over liefdes en over seks. Over onszelf. Over oud-collega's. Over het werk. Over eten. Over kleren.
Nathalie gaf wat kleren weg. Feest!
In bed namen we foto's om ze dan tegelijkertijd op Facebook te zetten. Nog meer feest!
Er werd gelachen en bijna een klein beetje gehuild.
Het had een belachelijk hoog 'frindinnengehalte'.
Het deed goed aan het hart en de ziel.
De vijf minuten die ik gepland had, liepen uit. Er was wijn van lang geleden. Er liepen jongetjes rond die probeerden stoer te doen met al die vrouwen in huis. En voor we het wisten kwam het gesprek op venten en seks en kwamen we niet meer bij van het lachen. De man van Kristien zat in de veranda en wierp af en toe een bezorgde blik op het hysterisch lachende vrouwentrio.
Het was te kort en we beslisten dat we het nog een keer moesten overdoen. Bij Nathalie thuis. Met alleen vrouwen. Een pyjamafeestje, so to speak.
Het idee werd thuis onthaald op lacherig gesnuif.
'Een pyjamafeestje? Met allemaal vrouwen of wat?'
Je hoorde hoe ze er 'oudere' wilden tussen wringen, maar zich nog net konden bedwingen.
'En wat doen jullie dan? Op zo'n pyjamafeestje voor vrouwen?'
Ik liet ze lachen.
Even dreigde het feestje in het water te vallen. In het weekend ervoor werd een jongen vermoord. In het stamcafé van onze kinderen. Ze kenden hem, Gregory. En toen bleek hij bij Kristien op school te zitten. Zij kreeg een hele week te maken met ontroostbare, gebroken jongeren die hun verdriet op hun schouder droegen.
Kristien liet op maandag weten dat ze niet wist of een pyjamaparty een goed idee was. Ik wist het niet goed. Emotioneel zat het bij mij nogal wankel.
Op woensdag stuurde Kristien een bericht: 'Laat het in godsnaam doorgaan. Ik ben er zo aan toe.'
We riepen 'cava!' op de mail. En 'knuffels!' En 'chocola!' En 'Veel chocola!' En Nathalie zou risotto maken.
We gingen met de trein. Nathalie pikte ons op. Het regende.
Maar daar hebben we niets van gemerkt. We praatten. En praatten nog wat meer. We dronken cava, aten risotto en cake en veel te veel chocola. En dan praatten we nog een beetje.
Over wat er gebeurd was. Over boeken. Over mannen. Over liefdes en over seks. Over onszelf. Over oud-collega's. Over het werk. Over eten. Over kleren.
Nathalie gaf wat kleren weg. Feest!
In bed namen we foto's om ze dan tegelijkertijd op Facebook te zetten. Nog meer feest!
Er werd gelachen en bijna een klein beetje gehuild.
Het had een belachelijk hoog 'frindinnengehalte'.
Het deed goed aan het hart en de ziel.
zondag 8 september 2013
Vandaag was het niet zo'n dag
Er zijn dagen dat ik mijn loopschoenen aantrek en er meteen zin in heb. De strakke loopbroek gaat aan met de kekke ritsjes aan de zijkant. Ik kijk huppelend naar mezelf in de grote gangspiegel, ik grijns tevreden en - hoppa - ik vertrek. Lekker door het Rivierenhof. Ik zie de eenden, zelfs die ene met de scheve poot. Ik blaas naar de ganzen voor ze naar mij blazen. De twee zwanen maken onbewust een hartje als ik ze spot. Af en toe - toegegeven, zéér sporadisch - durf ik al eens een andere loper in te halen. Veertig minuten plezier, quoi. Die dagen, beste lezer, worden zeldzamer.
Vandaag was het niet zo'n dag.
Vandaag trok mijn lijf grote ogen toen het zag dat ik een joggingbroek bovenhaalde. Niet die strakke blauwe, maar een dikke grijze. Met een feloranje koordje. Nooit een goed teken. De strakke broek betekent dat het goed gaat. Als de grijze bovenkomt, weet lijf dat het een ramp wordt. Het heeft niets met de broek an sich te maken. Het is brein dat lijf waarschuwt voor wat er komen gaat.
Lijf riep luid 'Ben je gek?!' toen het in de mot kreeg dat ik mijn loopschoenen aantrok.
Maar - mind over matter, weet je wel - het brein zette door. Ik moest en zou lopen vandaag.
Het werd een test in uithoudingsvermogen waarbij elke stap er een te veel was. Ik denk dat ik calorieën won in plaats van er te verbruiken, zo langzaam ging ik. Ik wist dat ik traag vorderde, omdat wandelende mensen lang op verre afstand bleven. De enige mens in sportkleren die ik inhaalde, was een Chinees in een roze trainingspak die druk aan het sms'en was.
Zo gebeurde het dat ik een paar dingen miste. Ik was net te laat om te zien wat precies de aanleiding was voor een ruzie bijvoorbeeld. Een man met een hondje wandelde voor me. Hij sloeg het pad in waar ik ook altijd loop, een smal pad met een bruggetje. Dat pad buigt naar rechts waardoor het zicht verhinderd werd door een paar bomen en ik de precieze aanleiding miste.
De man met het hondje ging over de brug en werd gekruist door een man met een felrode fiets.
Voor de volledigheid schets ik even beide mannen. Die met het hondje was ergens tussen de 65 en de 70. Mager, zoals alleen verstokte rokers kunnen zijn. Zijn achterste vulde zijn jeans niet (en daar had ik natuurlijk lange tijd zicht op...). Hij droeg een geruit hemdje met korte mouwen - van het type dat oudere mannen wel eens dragen - en trok verwoed aan een sigaret waarbij zijn kin altijd wat naar voor kwam. Type: zuur. Ik kon hem horen zagen en klagen. Het hondje was een onbestemd ras met veel en onverzorgd haar. En een beetje dik als ik het me goed herinner. Waarschijnlijk geen roker dus.
De man met de fiets was een dertiger of veertiger. Beetje dikkig en met zwart krullend haar. Ontevreden smoelwerk. Dat kon zijn door wat er gebeurd was, maar ik vermoed dat het iets permanents was. Hij droeg een zwart regenpak van een goed merk dat volledig gesloten was. Ter informatie: het regende niet en ik zweette in mijn T-shirt. Type: even zuur als de rokende man, maar op een andere manier. De fiets was opvallend rood en blonk als een spiegel. Het was een mountainbike zonder een spatje modder. Zelfs de banden waren kraaknet, met niet één steentje tussen de profielen. Je ziet veel als je traag loopt.
De twee moeten elkaar tegengekomen zijn op de brug. Toen ik de bocht rondde, was het euvel al geschiedt. De man met de rode fiets was aan het vloeken en zei iets als 'wat een belachelijke mensen zijn er op de wereld'. Ik deed alsof ik hem niet gehoord had en liep door, voorbij het ventje op de brug dat zich had omgedraaid en grijnzend naar de man in het regenpak keek. Intussen lurkte hij heftig aan zijn sigaret en hij keek er een beetje gemeen bij.
Had de hond tegen de fiets van de man gepist? Of tegen het regenpak - misschien om te checken of het waterdicht was? Was er iets anders gebeurd? Ik heb geen idee. Het enige wat ik zag was het resultaat.
Ik heb het rondje niet helemaal afgemaakt. Onderweg sloeg ik mijn voet met een luide krak om. Niet zo erg - mijn voet is al zo vaak omgeslagen dat hij de fase van 'pijn, opzwellen, naar het ziekenhuis, vier weken gips' gewoon overslaat. Hij gaat schuin, zegt krak, denkt: 'laat ons niet onnozel doen' en we gaan gewoon door. Ik heb nog een eind gelopen, maar toen ik bijna klaar was, liet ik toe om te wandelen. De voet was mijn smoes. En al wandelend zag ik volwassen mannen op modeltreintjes zitten en rondjes maken op de speciale spoorwegbaan in het park.
Zoals ik al zei: je ziet wat als je traag loopt.
Vandaag was het niet zo'n dag.
Vandaag trok mijn lijf grote ogen toen het zag dat ik een joggingbroek bovenhaalde. Niet die strakke blauwe, maar een dikke grijze. Met een feloranje koordje. Nooit een goed teken. De strakke broek betekent dat het goed gaat. Als de grijze bovenkomt, weet lijf dat het een ramp wordt. Het heeft niets met de broek an sich te maken. Het is brein dat lijf waarschuwt voor wat er komen gaat.
Lijf riep luid 'Ben je gek?!' toen het in de mot kreeg dat ik mijn loopschoenen aantrok.
Maar - mind over matter, weet je wel - het brein zette door. Ik moest en zou lopen vandaag.
Het werd een test in uithoudingsvermogen waarbij elke stap er een te veel was. Ik denk dat ik calorieën won in plaats van er te verbruiken, zo langzaam ging ik. Ik wist dat ik traag vorderde, omdat wandelende mensen lang op verre afstand bleven. De enige mens in sportkleren die ik inhaalde, was een Chinees in een roze trainingspak die druk aan het sms'en was.
Zo gebeurde het dat ik een paar dingen miste. Ik was net te laat om te zien wat precies de aanleiding was voor een ruzie bijvoorbeeld. Een man met een hondje wandelde voor me. Hij sloeg het pad in waar ik ook altijd loop, een smal pad met een bruggetje. Dat pad buigt naar rechts waardoor het zicht verhinderd werd door een paar bomen en ik de precieze aanleiding miste.
De man met het hondje ging over de brug en werd gekruist door een man met een felrode fiets.
Voor de volledigheid schets ik even beide mannen. Die met het hondje was ergens tussen de 65 en de 70. Mager, zoals alleen verstokte rokers kunnen zijn. Zijn achterste vulde zijn jeans niet (en daar had ik natuurlijk lange tijd zicht op...). Hij droeg een geruit hemdje met korte mouwen - van het type dat oudere mannen wel eens dragen - en trok verwoed aan een sigaret waarbij zijn kin altijd wat naar voor kwam. Type: zuur. Ik kon hem horen zagen en klagen. Het hondje was een onbestemd ras met veel en onverzorgd haar. En een beetje dik als ik het me goed herinner. Waarschijnlijk geen roker dus.
De man met de fiets was een dertiger of veertiger. Beetje dikkig en met zwart krullend haar. Ontevreden smoelwerk. Dat kon zijn door wat er gebeurd was, maar ik vermoed dat het iets permanents was. Hij droeg een zwart regenpak van een goed merk dat volledig gesloten was. Ter informatie: het regende niet en ik zweette in mijn T-shirt. Type: even zuur als de rokende man, maar op een andere manier. De fiets was opvallend rood en blonk als een spiegel. Het was een mountainbike zonder een spatje modder. Zelfs de banden waren kraaknet, met niet één steentje tussen de profielen. Je ziet veel als je traag loopt.
De twee moeten elkaar tegengekomen zijn op de brug. Toen ik de bocht rondde, was het euvel al geschiedt. De man met de rode fiets was aan het vloeken en zei iets als 'wat een belachelijke mensen zijn er op de wereld'. Ik deed alsof ik hem niet gehoord had en liep door, voorbij het ventje op de brug dat zich had omgedraaid en grijnzend naar de man in het regenpak keek. Intussen lurkte hij heftig aan zijn sigaret en hij keek er een beetje gemeen bij.
Had de hond tegen de fiets van de man gepist? Of tegen het regenpak - misschien om te checken of het waterdicht was? Was er iets anders gebeurd? Ik heb geen idee. Het enige wat ik zag was het resultaat.
Ik heb het rondje niet helemaal afgemaakt. Onderweg sloeg ik mijn voet met een luide krak om. Niet zo erg - mijn voet is al zo vaak omgeslagen dat hij de fase van 'pijn, opzwellen, naar het ziekenhuis, vier weken gips' gewoon overslaat. Hij gaat schuin, zegt krak, denkt: 'laat ons niet onnozel doen' en we gaan gewoon door. Ik heb nog een eind gelopen, maar toen ik bijna klaar was, liet ik toe om te wandelen. De voet was mijn smoes. En al wandelend zag ik volwassen mannen op modeltreintjes zitten en rondjes maken op de speciale spoorwegbaan in het park.
Zoals ik al zei: je ziet wat als je traag loopt.
zondag 1 september 2013
Brandweer
Begin juli merken we dat er wespen in onze stadstuin zitten. Veel wespen. De kat probeert ze te vangen, maar wanneer er eentje in haar neus prikt, is het uit met de pret.
Halfweg de zomer zitten er zoveel wespen, dat we vermoeden dat er ergens een nest zit. We proberen te ontdekken waar, maar vinden niets. Patrick meent dat ze in een bloempot zitten want 'daar zag hij er een uitkruipen'. Hoongelach valt hem ten deel.
Eind augustus sta ik in mijn kantoor te telefoneren bij het raam met vriendin/collega Nathalie.
'Ik denk dat ik het wespennest gevonden heb!' roep ik plots - dwars door de conversatie over artikels voor de Standaard en Italiaanse vakanties heen.
'Cool', zegt Nathalie. 'Dan kun je de brandweer laten komen. Ik heb dat ook eens meegemaakt en ik verzeker je dat het geweldig is.'
Ik bel. Meteen.
Ik heb een enorm vertrouwen in Nathalie.
Zaterdagavond. Halfzes. Het is hectisch. Er hangt ruzie in de lucht omdat iemand zich beledigd voelt. Iemand anders realiseert zich dat ze nog geen cadeautje heeft voor de jarige van het feestje vanavond. Nog iemand anders weet dat ze nu aan het eten moet beginnen als ze voor zes uur eten op tafel wil hebben. Want iemand moet er om halfzeven al vandoor.
En dan gaat de bel.
Er staan zes brandweermannen voor de deur. In vol ornaat. Zwart en fluogeel. En een enorme rode brandweerwagen met allerlei slangen en ventielen en dingen om aan te draaien.
'Het is de brandweer!' roept iemand blij.
En even later staan ze allemaal in mijn kantoor van twee op vier. Eén van hen neemt de bus met product en klimt door het raam. De anderen sluiten het raam en beginnen grappen te maken. Ik kan ze hier niet herhalen. You had to be there. De brandweermannen zijn intussen aangevuld met Patrick, Flo, Wannes en de buurman. De wespen hebben namelijk een woning gevonden in onze scheidingsmuur. Ik ben blij dat ik mijn kantoor die ochtend heb opgeruimd.
'Is dat product schadelijk voor ons?' vraagt Patrick.
'Alleen als u een koudbloedige bent, meneer', antwoordt de commandant met uitgestreken gezicht.
De operatie duurt geen twee minuten. Ze stommelen allemaal de trap weer af en gaan dan in een halve cirkel voor ons huis staan. Even vrees ik dat ze in gezang gaan uitbarsten. De buurvrouw van de andere kant komt buiten en vraagt of alles in orde is. Er worden nog meer grappen gemaakt. Patrick vraagt of ze iets willen drinken. Ze twijfelen even en ik tel razendsnel na hoeveel bier er nog in de kelder staat. En of brandweermannen wel bier mogen drinken tijdens hun dienst. En of ik dan nog wel genoeg frisdrank heb? Je kunt veel denken op korte tijd als de brandweer voor je deur staat.
Ze moeten niets drinken.
'Vroeger kwamen wij met een autootje en twee mannen voor dergelijke klussen', legt de commandant uit (ik denk toch dat hij de commandant is - hij geeft alle uitleg). 'Nu doen we het tussen de interventies door. U krijgt dus altijd een heel team over de vloer.'
De sfeer is opperbest. We hebben goed gelachen.
Mij hoor je niet klagen!
Halfweg de zomer zitten er zoveel wespen, dat we vermoeden dat er ergens een nest zit. We proberen te ontdekken waar, maar vinden niets. Patrick meent dat ze in een bloempot zitten want 'daar zag hij er een uitkruipen'. Hoongelach valt hem ten deel.
Eind augustus sta ik in mijn kantoor te telefoneren bij het raam met vriendin/collega Nathalie.
'Ik denk dat ik het wespennest gevonden heb!' roep ik plots - dwars door de conversatie over artikels voor de Standaard en Italiaanse vakanties heen.
'Cool', zegt Nathalie. 'Dan kun je de brandweer laten komen. Ik heb dat ook eens meegemaakt en ik verzeker je dat het geweldig is.'
Ik bel. Meteen.
Ik heb een enorm vertrouwen in Nathalie.
Zaterdagavond. Halfzes. Het is hectisch. Er hangt ruzie in de lucht omdat iemand zich beledigd voelt. Iemand anders realiseert zich dat ze nog geen cadeautje heeft voor de jarige van het feestje vanavond. Nog iemand anders weet dat ze nu aan het eten moet beginnen als ze voor zes uur eten op tafel wil hebben. Want iemand moet er om halfzeven al vandoor.
En dan gaat de bel.
Er staan zes brandweermannen voor de deur. In vol ornaat. Zwart en fluogeel. En een enorme rode brandweerwagen met allerlei slangen en ventielen en dingen om aan te draaien.
'Het is de brandweer!' roept iemand blij.
En even later staan ze allemaal in mijn kantoor van twee op vier. Eén van hen neemt de bus met product en klimt door het raam. De anderen sluiten het raam en beginnen grappen te maken. Ik kan ze hier niet herhalen. You had to be there. De brandweermannen zijn intussen aangevuld met Patrick, Flo, Wannes en de buurman. De wespen hebben namelijk een woning gevonden in onze scheidingsmuur. Ik ben blij dat ik mijn kantoor die ochtend heb opgeruimd.
'Is dat product schadelijk voor ons?' vraagt Patrick.
'Alleen als u een koudbloedige bent, meneer', antwoordt de commandant met uitgestreken gezicht.
De operatie duurt geen twee minuten. Ze stommelen allemaal de trap weer af en gaan dan in een halve cirkel voor ons huis staan. Even vrees ik dat ze in gezang gaan uitbarsten. De buurvrouw van de andere kant komt buiten en vraagt of alles in orde is. Er worden nog meer grappen gemaakt. Patrick vraagt of ze iets willen drinken. Ze twijfelen even en ik tel razendsnel na hoeveel bier er nog in de kelder staat. En of brandweermannen wel bier mogen drinken tijdens hun dienst. En of ik dan nog wel genoeg frisdrank heb? Je kunt veel denken op korte tijd als de brandweer voor je deur staat.
Ze moeten niets drinken.
'Vroeger kwamen wij met een autootje en twee mannen voor dergelijke klussen', legt de commandant uit (ik denk toch dat hij de commandant is - hij geeft alle uitleg). 'Nu doen we het tussen de interventies door. U krijgt dus altijd een heel team over de vloer.'
De sfeer is opperbest. We hebben goed gelachen.
Mij hoor je niet klagen!
donderdag 15 augustus 2013
Thuiskomen
Wow! Ik ben MOE! Het is nu donderdag, halfdrie in de namiddag en ik heb al gepoetst, bloemen gekregen voor Moederdag (twee keer zelfs), ontbeten met pistolets (Moederdag dus), bedden ververst en gewassen dat het geen aard heeft.
Dat laatste komt zo.
Wij vertrokken met vakantie en zoonlief kwam pas twee dagen nà ons vertrek weer thuis van scoutskamp.
Voor moeders moet ik niet verder vertellen.
Voor de rest:
Het was een droog kamp, maar er werd wel geschilderd natuurlijk. Met 'verf die uit kleren kan', dat is zeker!
NOT!
Ik zeg al jàren dat ze andere verf moeten gebruiken, maar welke scout luistert nu naar moederlijke raad?
En de voorlaatste dag van het na-kamp (de kinderen waren dus al naar huis) was er een storm. Een Grote Storm met veel regen en wind en bliksem en donder en weet-ik-wat-nog-meer. Tenten vlogen weg, rugzakken stonden in centimeters diep water... Soit. Voor moeders moet ik daar geen tekening bij maken, voor de rest: dat beschimmelt als je dat niet direct wast.
Wannes heeft geprobeerd nochtans. Ik had een mapje gemaakt met instructies: vaatwasser, wasmachine, potjes eten in de diepvriezer, waar de schone lakens en de keukenhanddoeken lagen en 'de kat'. Gelukkig hield mijn broer die kat een weekje langer bij dan afgesproken. Dankjewel, Jeroen! Ik ga er niet verder over uitweiden, maar Bibi was bijzonder blij om ons terug te zien na twee dagen Wannes.
De was dus. Tja. Dat vormde een berg in de kelder. Van vuile was en was die wel eens gewassen was maar nooit opgehangen en was die wel opgehangen was maar precies niet gewassen en was die nat in een wasmand lag.
Bij die was kwam het feit dat er vriendjes waren blijven slapen van Wannes. In zo'n beetje alle bedden. En op matrassen en andere dingen. Hij had gelukkig de schone lakens gevonden. Maar nu zijn dus die ook vuil.
En daarbij kwam een vakantie van veertien dagen waarop ik wel waste, maar niet genoeg. Flo had de volledige inhoud van haar kleerkast bij (of toch minstens de helft) en - hoewel ik waste onderweg - was toch alles vuil bij thuiskomst.
Nu ligt de kelder vol. Vuile was dus. Ik moet me een weg banen naar de arme wasmachine die overuren draait. Er hangen twee wasrekken vol. Ik ga straks naar de wasserette om de hoek om kleren in de droogkast te stoppen (wij hebben er geen).
En hoe het op vakantie was?
Goed! Maar ik werd er moe van. Ik snap nu waarom citytrips meestal maar een weekend duren.
Angoulême in Frankrijk (wij rijden niet zo graag lange stukken) om te beginnen. In het schitterende huis van Vicky - een Engelse die de hele wereld had gezien wegens een diplomaat als echtgenoot en nu op een landgoed woonde met een zwembad en twee paarden. Vicky zat vol verhalen en was blij dat wij zo goed Engels spraken. Wij waren ook blij dat zij zo goed Engels sprak. Haha!
Dan naar San Sebastian in Baskenland. Schitterend appartement via Airb&b met maar liefst drie enorme terrassen. En lekker eten dat ze daar hebben! Pintxo's onder andere - dat zijn Baskische tapas en wij gingen naar alle pintxorestaurants die een prijs gewonnen hadden. Ah ja, zo zijn we wel!
En het geweldige restaurant Kokotxa. 't Is die X die het hem doet, denk ik. Mooie stad, mooi strand, leuke sfeer. Geweldige citytripbestemming dus.
Via het Guggenheim in Bilbao naar Lerma om te slapen in de prachtige Parador. Helaas iets minder lekker qua eten: een kwart lammetje gebakken op een houtvuur en voorafgegaan door Spaanse hespen. Geen goed idee. Vraag maar aan Patrick.
Dan naar Salamanca - slapen in een oké hotel (goedkoop & proper, meer moet dat niet zijn) en rondlopen in een prachtige stad. Wil ik meteen opnieuw naartoe voor een citytrip.
Madrid. De Airb&b van Wim Swaenepoel. Een Belg, inderdaad. Mooi appartement met groot terras en twintig minuten met de metro naar de stad. GROTE stad, met veel mensen. En veel winkels - vraag maar aan Flo. Het Prado is een geweldig museum. Prima citytrip-tip.
Valencia dan. Weer een Airb&b appartement. Op zich niks mis mee maar in een redelijk lawaaierige buurt (allez dan - zeer lawaaierige buurt) en een klein beetje vuiler dan wat ik prettig vind. Mooie stad. Lekker eten. Indrukwekkend veel Calatrava. Indrukwekkend aquarium. Indrukwekkende zoo. En pas de laatste avond ontdekt dat er nog een groot stuk stad was dat we in de vier dagen dat we er waren niet gezien hadden. Lekker eten ook, onder andere bij Coloniales Huerta. We zijn allemaal dikker geworden tijdens deze vakantie, dat wel.
Via Tamarite de Littera - waarover weinig te vertellen valt maar prima als tussenstop aan de voet van de Pyreneeën - doorgereden naar Ore in Frankrijk. Waar vriendin Anita samen met man Ronald (en hun twee kinderen) een SCHITTERENDE B&B heeft. L'oreiller d'Hadrien heet hij - een project dat ze na omzwervingen door zo ongeveer de hele wereld heeft opgezet met Ronald. Het grote huis ligt in de Pyreneeën in het dorp Ore. Het is er mooi en rustig. De kamers zijn prachtig. Het eten is heerlijk. De kinderen - Elias en Moira - zijn geweldig. Elias is tien en schrijft boeken en prachtige gedichten. Moira is acht en maakt fantastisch mooie knutselwerken. Ronald heeft fantastische verhalen. En Anita? Die moet je gewoon leren kennen. Wàt een energie! Nog altijd!
Anita nam ons mee de bergen in voor wat Ronald 'een sportieve wandeling' noemde. Mannekes. Sport in Antwerpen en sport in de Pyreneeën - dat zijn twee! Het eerste stuk viel nog mee (behalve dan die ene waterval waar we over moesten en waar het zo gevaarlijk was dat mijn hartslag ongeveer 250 haalde) maar dan begon 'het steile stukske'. Hahaha! Hahahahahahahaha! Anita voorop met haar gespierde bruine benen en een grote rugzak-met-picknick. Dan Patrick die het allemaal goed aankon. Dan Flo. En dan ik. Op handen en voeten. Zwetend. Vloekend. Schuivend. Puffend. Zeven uur aan een stuk! Of toch: vijf uur aan een stuk en dan in twee uur het 'gemakkelijke' (hahahahahahaha) stuk naar beneden. Ik heb aan Patrick duidelijk gemaakt dat ik nog wel eens in de bergen wil gaan wandelen maar dat dit toch een beetje boven mijn kunnen gaat. Onderweg probeerde ik het weg te lachen met het grapje: 'als ik de pincode van mijn Visakaart roep, weten jullie dat ik in een ravijn aan het vallen ben!'
Nu ja.
In elk geval: het was fantastisch! Helaas geen prachtige vergezichten wegens mist, maar wel een overwinning op mezelf. En pijn 's nachts. En maar een beetje stijf de volgende dag. En vandaag dus ohlalala. Ik heb blijkbaar spieren waarvan ik het bestaan niet eens vermoedde. Dankjewel Anita om me ze te laten ontdekken!
Tenslotte: 1200 kilometer terugrijden is toch wel veel. Vooral om dan terecht te komen in dat Himalayagebergte van was...
En zo zijn we terug bij het begin.
Dat laatste komt zo.
Wij vertrokken met vakantie en zoonlief kwam pas twee dagen nà ons vertrek weer thuis van scoutskamp.
Voor moeders moet ik niet verder vertellen.
Voor de rest:
Het was een droog kamp, maar er werd wel geschilderd natuurlijk. Met 'verf die uit kleren kan', dat is zeker!
NOT!
Ik zeg al jàren dat ze andere verf moeten gebruiken, maar welke scout luistert nu naar moederlijke raad?
En de voorlaatste dag van het na-kamp (de kinderen waren dus al naar huis) was er een storm. Een Grote Storm met veel regen en wind en bliksem en donder en weet-ik-wat-nog-meer. Tenten vlogen weg, rugzakken stonden in centimeters diep water... Soit. Voor moeders moet ik daar geen tekening bij maken, voor de rest: dat beschimmelt als je dat niet direct wast.
Wannes heeft geprobeerd nochtans. Ik had een mapje gemaakt met instructies: vaatwasser, wasmachine, potjes eten in de diepvriezer, waar de schone lakens en de keukenhanddoeken lagen en 'de kat'. Gelukkig hield mijn broer die kat een weekje langer bij dan afgesproken. Dankjewel, Jeroen! Ik ga er niet verder over uitweiden, maar Bibi was bijzonder blij om ons terug te zien na twee dagen Wannes.
De was dus. Tja. Dat vormde een berg in de kelder. Van vuile was en was die wel eens gewassen was maar nooit opgehangen en was die wel opgehangen was maar precies niet gewassen en was die nat in een wasmand lag.
Bij die was kwam het feit dat er vriendjes waren blijven slapen van Wannes. In zo'n beetje alle bedden. En op matrassen en andere dingen. Hij had gelukkig de schone lakens gevonden. Maar nu zijn dus die ook vuil.
En daarbij kwam een vakantie van veertien dagen waarop ik wel waste, maar niet genoeg. Flo had de volledige inhoud van haar kleerkast bij (of toch minstens de helft) en - hoewel ik waste onderweg - was toch alles vuil bij thuiskomst.
Nu ligt de kelder vol. Vuile was dus. Ik moet me een weg banen naar de arme wasmachine die overuren draait. Er hangen twee wasrekken vol. Ik ga straks naar de wasserette om de hoek om kleren in de droogkast te stoppen (wij hebben er geen).
En hoe het op vakantie was?
Goed! Maar ik werd er moe van. Ik snap nu waarom citytrips meestal maar een weekend duren.
Angoulême in Frankrijk (wij rijden niet zo graag lange stukken) om te beginnen. In het schitterende huis van Vicky - een Engelse die de hele wereld had gezien wegens een diplomaat als echtgenoot en nu op een landgoed woonde met een zwembad en twee paarden. Vicky zat vol verhalen en was blij dat wij zo goed Engels spraken. Wij waren ook blij dat zij zo goed Engels sprak. Haha!
Dan naar San Sebastian in Baskenland. Schitterend appartement via Airb&b met maar liefst drie enorme terrassen. En lekker eten dat ze daar hebben! Pintxo's onder andere - dat zijn Baskische tapas en wij gingen naar alle pintxorestaurants die een prijs gewonnen hadden. Ah ja, zo zijn we wel!
En het geweldige restaurant Kokotxa. 't Is die X die het hem doet, denk ik. Mooie stad, mooi strand, leuke sfeer. Geweldige citytripbestemming dus.
Via het Guggenheim in Bilbao naar Lerma om te slapen in de prachtige Parador. Helaas iets minder lekker qua eten: een kwart lammetje gebakken op een houtvuur en voorafgegaan door Spaanse hespen. Geen goed idee. Vraag maar aan Patrick.
Dan naar Salamanca - slapen in een oké hotel (goedkoop & proper, meer moet dat niet zijn) en rondlopen in een prachtige stad. Wil ik meteen opnieuw naartoe voor een citytrip.
Madrid. De Airb&b van Wim Swaenepoel. Een Belg, inderdaad. Mooi appartement met groot terras en twintig minuten met de metro naar de stad. GROTE stad, met veel mensen. En veel winkels - vraag maar aan Flo. Het Prado is een geweldig museum. Prima citytrip-tip.
Valencia dan. Weer een Airb&b appartement. Op zich niks mis mee maar in een redelijk lawaaierige buurt (allez dan - zeer lawaaierige buurt) en een klein beetje vuiler dan wat ik prettig vind. Mooie stad. Lekker eten. Indrukwekkend veel Calatrava. Indrukwekkend aquarium. Indrukwekkende zoo. En pas de laatste avond ontdekt dat er nog een groot stuk stad was dat we in de vier dagen dat we er waren niet gezien hadden. Lekker eten ook, onder andere bij Coloniales Huerta. We zijn allemaal dikker geworden tijdens deze vakantie, dat wel.
Via Tamarite de Littera - waarover weinig te vertellen valt maar prima als tussenstop aan de voet van de Pyreneeën - doorgereden naar Ore in Frankrijk. Waar vriendin Anita samen met man Ronald (en hun twee kinderen) een SCHITTERENDE B&B heeft. L'oreiller d'Hadrien heet hij - een project dat ze na omzwervingen door zo ongeveer de hele wereld heeft opgezet met Ronald. Het grote huis ligt in de Pyreneeën in het dorp Ore. Het is er mooi en rustig. De kamers zijn prachtig. Het eten is heerlijk. De kinderen - Elias en Moira - zijn geweldig. Elias is tien en schrijft boeken en prachtige gedichten. Moira is acht en maakt fantastisch mooie knutselwerken. Ronald heeft fantastische verhalen. En Anita? Die moet je gewoon leren kennen. Wàt een energie! Nog altijd!
Anita nam ons mee de bergen in voor wat Ronald 'een sportieve wandeling' noemde. Mannekes. Sport in Antwerpen en sport in de Pyreneeën - dat zijn twee! Het eerste stuk viel nog mee (behalve dan die ene waterval waar we over moesten en waar het zo gevaarlijk was dat mijn hartslag ongeveer 250 haalde) maar dan begon 'het steile stukske'. Hahaha! Hahahahahahahaha! Anita voorop met haar gespierde bruine benen en een grote rugzak-met-picknick. Dan Patrick die het allemaal goed aankon. Dan Flo. En dan ik. Op handen en voeten. Zwetend. Vloekend. Schuivend. Puffend. Zeven uur aan een stuk! Of toch: vijf uur aan een stuk en dan in twee uur het 'gemakkelijke' (hahahahahahaha) stuk naar beneden. Ik heb aan Patrick duidelijk gemaakt dat ik nog wel eens in de bergen wil gaan wandelen maar dat dit toch een beetje boven mijn kunnen gaat. Onderweg probeerde ik het weg te lachen met het grapje: 'als ik de pincode van mijn Visakaart roep, weten jullie dat ik in een ravijn aan het vallen ben!'
Nu ja.
In elk geval: het was fantastisch! Helaas geen prachtige vergezichten wegens mist, maar wel een overwinning op mezelf. En pijn 's nachts. En maar een beetje stijf de volgende dag. En vandaag dus ohlalala. Ik heb blijkbaar spieren waarvan ik het bestaan niet eens vermoedde. Dankjewel Anita om me ze te laten ontdekken!
Tenslotte: 1200 kilometer terugrijden is toch wel veel. Vooral om dan terecht te komen in dat Himalayagebergte van was...
En zo zijn we terug bij het begin.
zaterdag 6 juli 2013
Dromen en wat ervan overblijft als je vijftig wordt
Toen ik vijftien, zestien was, hing er een poster op mijn kamer met de tekst:
Hold on to dreams
'cause if dreams die
life is a broken winged bird
that cannot fly
Toegegeven: het is een melige tekst. Een heel melige tekst zelfs.
Het was halfweg de jaren zeventig en posters waren een nieuwigheid. Ik had ook de foto's uit de Joepie kunnen ophangen, maar dat mocht niet van mijn moeder. Samen met die posters was er ook nog een heel strakke paarse broek waarvoor ik op bed moest liggen om ze dicht te krijgen. En een enorme groene parka en zelfgebreide truien van zelfgesponnen (!) wol. Ik moet in die jaren uren in de wind naar schaap gestonken hebben. En jeuken dat dat deed! Er zaten nog van die stokjes in die je er met de beste wil ter wereld niet uitgesponnen kreeg. Mijn vriendin had het spinnewiel. En ook twintig dwergpapegaaien en minstens evenveel muizen op haar kamer. We kweekten er bovendien van die rare hangplantjes die we in gemacrameede hangertjes hingen. Haar vader was fysicaprofessor, mijn ouders waren zelfstandigen - dus bij haar mocht er altijd een beetje meer.
Ik kocht een plaat van ABBA die ik grijs draaide op een oranje platenspeler. Van mijn vader had ik Dark Side of the Moon van Pink Floyd (dertig jaar later zou mijn zoon Converses dragen waarop die cover gedrukt stond) en Tommy van The Who gekregen. Ik kende niks van muziek en die drie platen vormden lang mijn hele collectie. Ik kan Pinball Wizard en Money nog bijna helemaal meezingen - zij het hier en daar zuiver fonetisch.
Maar de poster dus - en ook nog twee andere trouwens: één van David Hamilton met van die dromerige meisjes in doorzichtige kleren in een boom en één met de vogel waardoor je de wolken ziet en (als mijn geheugen me niet in de steek laat) het woordje FREE.
Man, man, man. Wat moet ik een romantische ziel geweest zijn toen. Ik wist zeker dat ik de wereld ging ontdekken, minstens twee jaar in New York zou wonen, de Himalaya beklimmen en schooltjes zou gaan bouwen in Afrika. Ik zou uit een helikopter springen boven de Rocky Mountains en dan naar beneden skiën. Ik zou zorgen voor wereldvrede en voor nog wat andere dingen maar die herinner ik me gelukkig niet meer.
Uiteindelijk ging ik braaf met een uitwisselingsorganisatie een jaar naar Harrisburg in de Verenigde Staten. Een jaar eerder was daar een lek geweest in de kerncentrale van Three Miles Island en dat was meteen het spannendste wat er over de hoofdstad van Pennsylvania te vertellen viel... Maar ik kreeg wel een poster van mijn toenmalige vriendje (die overigens als twee druppels water op Peter Frampton leek en me dumpte toen ik een maand in Harrisburg zat) met een foto van een oranje kerncentrale en als tekst 'I SURVIVED TMI'. Nooit geweten waar hij die op de kop getikt had. En van de andere vrienden kreeg ik de single 'We're the kids in America' van Kim Wilde cadeau. Voor mezelf breide ik de meest afschuwelijke trui ooit voor ik vertrok: een beige met een rode kraag en rode manchetten en - hou je vast! - opgeborduurde clowns. Eén van mijn klasgenoten zei: 'Knap gedaan, daar niet van, maar ik zou hem nooit dragen.' Dat herinner ik me dus nog. Het was een moeilijke trui geweest om te breien.
Tweeëndertig jaar later besef ik dat ze overschot van gelijk had. Die trui was afschuwelijk. Net als dat broekpak met bloemetjes dat ik een jaar eerder uit Londen had meegebracht.
Natuurlijk had ik een fantastisch jaar als uitwisselingsstudent - waarschijnlijk één van de meest bepalende jaren uit mijn leven. 'Harrisburg' zat niet in mijn droomlijstje maar toch was het een droom die uitkwam. Eens ter plaatse werd ik blijkbaar geïnspireerd tot andere dromen. Op een avond was ik uit met Pete Frengel - en dat moet een soort 'droomdate' geweest zijn, want Pete was aanvoerder van het zwemteam en zag er geweldig lekker uit. Hij was dan wel twee jaar jonger, maar daar heb ik nooit mee gezeten. Pete en ik reden naar huis en ik vertelde hem over mijn dromen. Niks meer Sex in the City of bakstenen leggen in Ouagadougou, maar iets met een boerderij met twaalf kinderen en vijf geiten en tien varkens en nog een paar koeien... Het was zo boeiend dat we bijna de voorpagina van de krant haalden. Pete viel in slaap achter het stuur (tijdens mijn verhaal!) en ging ei zo na over de middenberm. Dromen. Soms kun je ze beter voor je houden.
Pete en ik zagen elkaar vorige zomer voor het eerst in dertig jaar terug. Hij was kalend. Een leraar in de highschool waar ik toen school liep. Hij had een knappe, veel jongere vrouw - een danseres. Hij vroeg me meteen hoe het met de kippen en de koeien was en we moesten er eens hard om lachen. Hij toonde me een muurschildering in de gang van de school waar ik opstond en die een andere goede vriend van mij geschilderd had het jaar nadat we afstudeerden.
Dat had ik allemaal nooit durven dromen.
Weer thuis droomde ik van nieuwe dingen. Of misschien droomde ik een tijdje niet meer. Ik had ooit parachutegesprongen (zo'n droom die echt uitkwam toen ik zestien was) maar nu durfde ik niet meer. En van al die reizen kwam ook niks meer in huis want ik had nooit geld. Of misschien was ik toch een bangere wezel dan ik dacht. En ik had een lief natuurlijk - zo eentje die je langs alle kanten bedroog maar waarvan je je niet los kon maken. Iemand die je met handen en voeten vastbond zodat je niet meer kon/wou/durfde vliegen. Twee keer buizen aan de KUL, hogeschool afmaken, goeie job bij een chemisch bedrijf...
Tot ik er op mijn drieëntwintigste plots genoeg van had.
Ik gaf - op één dag! - mijn ontslag, maakte het definitief uit met mijn lief (zo definitief dat ik hem sindsdien nooit meer gezien heb) en kocht een ticket naar de Verenigde Staten. Met El Al want dat was goedkoop en bovendien geweldig spannend toen. Hell yeah! Wat er die maand op reis gebeurde, blijft best tussen mij en mij, maar als je met lichtblonde haren en één strakke zwarte jurk op reis bent, wordt het nooit saai. Mijn moeder schrok zich ongetwijfeld rot toen ik haar vanuit Newark belde en zei dat ze zich geen zorgen moest maken want dat ik een fijne Zweed ontmoet had die de rest van de nacht bij me bleef. Gelukkig was telefoneren duur in die tijd en hoorde ze niks van me tot ik terug in Schiphol stond. En haar belde om te zeggen dat ik geen geld meer had om de trein naar huis te nemen en of ze me alsjeblief kwam halen.
De rest is geschiedenis: na een maand kwam ik gelouterd maar ook gepokt en gemazeld terug, schreef me in aan de VUB en leerde Patje kennen. Meer dan vijfentwintig jaar geleden intussen. Twee kinderen. Straks zijn ze twintig en zestien.
En de dromen van mijn poster?
Ik dacht altijd dat je ze nodig had, dromen, maar eigenlijk is dat niet zo. Ik laat het leven zijn gang gaan en zeg nooit nee. En dan gebeurt er meer dan ik ooit had durven dromen. Dan denk ik: 'eigenlijk zou ik nog wel eens willen...' en op een dag gebeurt het. Gewoon. Ik jaag niets na en toch overkomt het me allemaal.
Mijn leven is een fijne aaneenschakeling van dromen waarvan ik niet wist dat ik ze had.
En ik heb nooit spijt gehad van de dromen die niet uitkwamen. Ik heb gewoon geen tijd voor spijt.
Vorige maand werd ik vijftig. Maar dat lijkt niet zo.
Mijn kinderen zijn dromers nu. Ze gaan schooltjes bouwen en reizen en in Sao Paulo wonen en chirurg worden en minstens één keer op elk continent geweest zijn. Ik zie het graag gebeuren.
Op mijn vijftigste waren er ballonnen met helium (ja, ja, we hebben met een hoog stemmetje gesproken) en kaartjes eraan. Er zijn al drie kaartjes teruggekomen. En er was champagne op het dak van het MAS. En er was een feestje dat ik zelf gaf met twee dj's en drie scouts achter de bar.
Meer hoeft dat niet te zijn. En die melige tekst van de poster? Die ben ik vreemd genoeg nooit vergeten. Jammer eigenlijk, dat hij zo melig is.
Hold on to dreams
'cause if dreams die
life is a broken winged bird
that cannot fly
Toegegeven: het is een melige tekst. Een heel melige tekst zelfs.
Het was halfweg de jaren zeventig en posters waren een nieuwigheid. Ik had ook de foto's uit de Joepie kunnen ophangen, maar dat mocht niet van mijn moeder. Samen met die posters was er ook nog een heel strakke paarse broek waarvoor ik op bed moest liggen om ze dicht te krijgen. En een enorme groene parka en zelfgebreide truien van zelfgesponnen (!) wol. Ik moet in die jaren uren in de wind naar schaap gestonken hebben. En jeuken dat dat deed! Er zaten nog van die stokjes in die je er met de beste wil ter wereld niet uitgesponnen kreeg. Mijn vriendin had het spinnewiel. En ook twintig dwergpapegaaien en minstens evenveel muizen op haar kamer. We kweekten er bovendien van die rare hangplantjes die we in gemacrameede hangertjes hingen. Haar vader was fysicaprofessor, mijn ouders waren zelfstandigen - dus bij haar mocht er altijd een beetje meer.
Ik kocht een plaat van ABBA die ik grijs draaide op een oranje platenspeler. Van mijn vader had ik Dark Side of the Moon van Pink Floyd (dertig jaar later zou mijn zoon Converses dragen waarop die cover gedrukt stond) en Tommy van The Who gekregen. Ik kende niks van muziek en die drie platen vormden lang mijn hele collectie. Ik kan Pinball Wizard en Money nog bijna helemaal meezingen - zij het hier en daar zuiver fonetisch.
Maar de poster dus - en ook nog twee andere trouwens: één van David Hamilton met van die dromerige meisjes in doorzichtige kleren in een boom en één met de vogel waardoor je de wolken ziet en (als mijn geheugen me niet in de steek laat) het woordje FREE.
Man, man, man. Wat moet ik een romantische ziel geweest zijn toen. Ik wist zeker dat ik de wereld ging ontdekken, minstens twee jaar in New York zou wonen, de Himalaya beklimmen en schooltjes zou gaan bouwen in Afrika. Ik zou uit een helikopter springen boven de Rocky Mountains en dan naar beneden skiën. Ik zou zorgen voor wereldvrede en voor nog wat andere dingen maar die herinner ik me gelukkig niet meer.
Uiteindelijk ging ik braaf met een uitwisselingsorganisatie een jaar naar Harrisburg in de Verenigde Staten. Een jaar eerder was daar een lek geweest in de kerncentrale van Three Miles Island en dat was meteen het spannendste wat er over de hoofdstad van Pennsylvania te vertellen viel... Maar ik kreeg wel een poster van mijn toenmalige vriendje (die overigens als twee druppels water op Peter Frampton leek en me dumpte toen ik een maand in Harrisburg zat) met een foto van een oranje kerncentrale en als tekst 'I SURVIVED TMI'. Nooit geweten waar hij die op de kop getikt had. En van de andere vrienden kreeg ik de single 'We're the kids in America' van Kim Wilde cadeau. Voor mezelf breide ik de meest afschuwelijke trui ooit voor ik vertrok: een beige met een rode kraag en rode manchetten en - hou je vast! - opgeborduurde clowns. Eén van mijn klasgenoten zei: 'Knap gedaan, daar niet van, maar ik zou hem nooit dragen.' Dat herinner ik me dus nog. Het was een moeilijke trui geweest om te breien.
Tweeëndertig jaar later besef ik dat ze overschot van gelijk had. Die trui was afschuwelijk. Net als dat broekpak met bloemetjes dat ik een jaar eerder uit Londen had meegebracht.
Natuurlijk had ik een fantastisch jaar als uitwisselingsstudent - waarschijnlijk één van de meest bepalende jaren uit mijn leven. 'Harrisburg' zat niet in mijn droomlijstje maar toch was het een droom die uitkwam. Eens ter plaatse werd ik blijkbaar geïnspireerd tot andere dromen. Op een avond was ik uit met Pete Frengel - en dat moet een soort 'droomdate' geweest zijn, want Pete was aanvoerder van het zwemteam en zag er geweldig lekker uit. Hij was dan wel twee jaar jonger, maar daar heb ik nooit mee gezeten. Pete en ik reden naar huis en ik vertelde hem over mijn dromen. Niks meer Sex in the City of bakstenen leggen in Ouagadougou, maar iets met een boerderij met twaalf kinderen en vijf geiten en tien varkens en nog een paar koeien... Het was zo boeiend dat we bijna de voorpagina van de krant haalden. Pete viel in slaap achter het stuur (tijdens mijn verhaal!) en ging ei zo na over de middenberm. Dromen. Soms kun je ze beter voor je houden.
Pete en ik zagen elkaar vorige zomer voor het eerst in dertig jaar terug. Hij was kalend. Een leraar in de highschool waar ik toen school liep. Hij had een knappe, veel jongere vrouw - een danseres. Hij vroeg me meteen hoe het met de kippen en de koeien was en we moesten er eens hard om lachen. Hij toonde me een muurschildering in de gang van de school waar ik opstond en die een andere goede vriend van mij geschilderd had het jaar nadat we afstudeerden.
Dat had ik allemaal nooit durven dromen.
Weer thuis droomde ik van nieuwe dingen. Of misschien droomde ik een tijdje niet meer. Ik had ooit parachutegesprongen (zo'n droom die echt uitkwam toen ik zestien was) maar nu durfde ik niet meer. En van al die reizen kwam ook niks meer in huis want ik had nooit geld. Of misschien was ik toch een bangere wezel dan ik dacht. En ik had een lief natuurlijk - zo eentje die je langs alle kanten bedroog maar waarvan je je niet los kon maken. Iemand die je met handen en voeten vastbond zodat je niet meer kon/wou/durfde vliegen. Twee keer buizen aan de KUL, hogeschool afmaken, goeie job bij een chemisch bedrijf...
Tot ik er op mijn drieëntwintigste plots genoeg van had.
Ik gaf - op één dag! - mijn ontslag, maakte het definitief uit met mijn lief (zo definitief dat ik hem sindsdien nooit meer gezien heb) en kocht een ticket naar de Verenigde Staten. Met El Al want dat was goedkoop en bovendien geweldig spannend toen. Hell yeah! Wat er die maand op reis gebeurde, blijft best tussen mij en mij, maar als je met lichtblonde haren en één strakke zwarte jurk op reis bent, wordt het nooit saai. Mijn moeder schrok zich ongetwijfeld rot toen ik haar vanuit Newark belde en zei dat ze zich geen zorgen moest maken want dat ik een fijne Zweed ontmoet had die de rest van de nacht bij me bleef. Gelukkig was telefoneren duur in die tijd en hoorde ze niks van me tot ik terug in Schiphol stond. En haar belde om te zeggen dat ik geen geld meer had om de trein naar huis te nemen en of ze me alsjeblief kwam halen.
De rest is geschiedenis: na een maand kwam ik gelouterd maar ook gepokt en gemazeld terug, schreef me in aan de VUB en leerde Patje kennen. Meer dan vijfentwintig jaar geleden intussen. Twee kinderen. Straks zijn ze twintig en zestien.
En de dromen van mijn poster?
Ik dacht altijd dat je ze nodig had, dromen, maar eigenlijk is dat niet zo. Ik laat het leven zijn gang gaan en zeg nooit nee. En dan gebeurt er meer dan ik ooit had durven dromen. Dan denk ik: 'eigenlijk zou ik nog wel eens willen...' en op een dag gebeurt het. Gewoon. Ik jaag niets na en toch overkomt het me allemaal.
Mijn leven is een fijne aaneenschakeling van dromen waarvan ik niet wist dat ik ze had.
En ik heb nooit spijt gehad van de dromen die niet uitkwamen. Ik heb gewoon geen tijd voor spijt.
Vorige maand werd ik vijftig. Maar dat lijkt niet zo.
Mijn kinderen zijn dromers nu. Ze gaan schooltjes bouwen en reizen en in Sao Paulo wonen en chirurg worden en minstens één keer op elk continent geweest zijn. Ik zie het graag gebeuren.
Op mijn vijftigste waren er ballonnen met helium (ja, ja, we hebben met een hoog stemmetje gesproken) en kaartjes eraan. Er zijn al drie kaartjes teruggekomen. En er was champagne op het dak van het MAS. En er was een feestje dat ik zelf gaf met twee dj's en drie scouts achter de bar.
Meer hoeft dat niet te zijn. En die melige tekst van de poster? Die ben ik vreemd genoeg nooit vergeten. Jammer eigenlijk, dat hij zo melig is.
woensdag 19 juni 2013
't Stad
Ik ga met de fiets omdat de zon schijnt. Maar ook als het regent doe ik dat.
Dakloze Jay zit aan de overkant van de straat in kleermakerszit op de grond. Zijn schoenen staan naast hem.
'Hi Jay! Howajoe?' roep ik. Het duurt even voor je de lingo onder de knie hebt.
'No hospital!'roept hij.
'No hospital?'
'No hospital!'
'Okay!'
Ik wandel naar de garage om mijn fiets te halen en net als elke dag is het Trumannshow in de straat.
'Dag buurman. Alles goed met de kinderen? School bijna gedaan! Dat wordt wat!'
'Dag buurman2. Zijn ze nu nog niet klaar met het dak? Goh, dan hebben we wel vertraging opgelopen.'
Drie buurvrouwen op een kluitje. Allemaal met een baby op hun buik. Mia. Rosie. Stinus. Of ik mee iets ga eten in 't Werkhuys. Nee! Niet vandaag! Ik heb al een afspraak. Maar mail me volgende keer.
Een gezinnetje op wandel. Mama, papa, kindje 1, kindje 2. Wàt een plaatje, zeg ik dan! Wat geweldig mooi!
Ik zie Kristien in de Mokkapot vlakbij het Moorkesplein. Hip & Trendy. Tweedehands en oude scheve tafeltjes die je glas doen schuiven. Zij en ik in kleurige jurken. Rode en gele limonade - de rode smaakt gewoon naar grenadine maar dat trekken we ons niet aan. Het bankje piept en we nemen foto's van de vloer en onze jurken en onze teennagels.
Ik fiets naar de bib voor boeken over Limburg en wijn. Ik vraag aan de meneer waar ze staan en hoewel ik genoeg heb aan een half woord zegt hij minstens vijfentwintig woorden en stelt zelfs voor om mee te gaan. Ik loop de rare rode trap op en probeer mijn flipflops niet te laten klapperen.
Ik fiets over het plein aan de bib. Er wordt gebasket. En er zitten mensen buiten de krant te lezen, maar ik moet slalommen met mijn fiets. Geen probleem. Ik kan dat. Dan rijd ik naar de Sunwah in de Vanwezenbekestraat voor pakjes noedels. Veel. Heel veel. Lekker!
Ik slalom verder. Met mijn mandje en mijn fietszakken en in mijn bolletjesjurk en op flipflops. Over de Turnhoutsebaan, tussen de bussen en de andere fietsers en de auto's. Het is druk en veel te warm en er vallen een paar dikke druppels uit de hemel.
Thuis sta ik voor de garage maar vind mijn sleutel niet. Mijn handtas is te groot. Een auto wil ook in de garage en wacht geduldig maar het lukt niet. Ik bedenk dat ik een brief ben vergeten te posten maar toch zoek ik mijn sleutel. De mevrouw stapt uit de auto en zegt dat ze dacht dat ik de deur wel zou opendoen maar dat ze het zelf precies rapper kan. Ik zoek tot ik mijn sleutel heb. Dan fiets ik de straat op om de brief te posten. Ik rijd bijna een andere fietser omver en het is een seconde slalom-voor-gevorderden. Ik verontschuldig mij. Ze draait zich om en roept: 'maar ge hebt wel een schoon kleedje aan!'
Abonneren op:
Posts (Atom)