Motto to live by

Life should not be a journey to the grave with the intention of arriving safely
in an attractive and well-preserved body,
but rather to skid in sideways, chocolate in one hand, martini in the other, body thoroughly used up,
totally worn out and screaming: 'Woo hoo! What a ride!'
(Hunter S.Thomson - met dank aan Nathalie)

zondag 7 augustus 2011

The Ching and I


Thailand. Ik was niet meteen overtuigd. Dacht meteen aan pingpongballetjes. Aan enorme all-in resorts met dikke Duitsers die op kleine jongetjes aasden. Aan ladyboys. Aan sleeziness.
Toegegeven, Bangkok was druk, warm en vol verwonderlijke geuren – de ene al prettiger dan de andere. Op straat wilden verkopers Patrick absoluut een maatpak aansmeren – iets wat ik eigenlijk niet eens zo’n slecht idee vond – en je kon geen tuk-tuk voorbij wandelen of de chauffeur wou je wel ergens naartoe brengen. We zagen bedelaars in rolstoelen of zelfs gewoon liggend op straat omdat ze geen voeten hadden en dus waarschijnlijk geen geld voor een rolstoel. Jonge moeders die hun kleine kinderen op de stoep te slapen legden ’s nachts. Honden waarvan je de ribben door hun schurftige vacht kon tellen. Maar ook verbazend veel jonge, mooi geklede mensen die zich naar de sneltrein boven de stad haastten, onderweg nog wat gebakken kippenlevertjes en een gefrituurd sateetje kopend.
We namen een boot langs de kanalen waar het bruine water af en toe naar een open riool stonk (wat het waarschijnlijk ook was), maar waar het wel vol leven zat. Honderden catfish (die je mocht voeren met eten dat je van een vrouwtje op een steiger kocht – in Thailand is alles tenslotte een beetje business), reptielen – noch krokodil, noch varaan en voor ons spannend onbekend, tientallen sierlijke witte vogels met hun ranke poten in het ondiepe water, veldjes met waterlelies en orchideeën…
Aan de rand woonden de mensen in huizen die vaak niet meer waren dan een paar ijzeren golfplaten. De was hing buiten naast de voorraad potten, pannen en ander huisgerief. Overal stonden planten en bloemen voor de onbestaande ramen. De bewoners zaten gehurkt voor hun huis en als wij voorbij voeren, lachten en zwaaiden ze opgewekt. Naast een vervallen krot kon een mooi huis staan met een pront terrasje aan de waterkant waar een boot lag aangemeerd. Het voelde vreemd, die twee werelden.
En dan was er nog de tuk-tuk man die ons na een ritje bleef volgen. Hij wou geen geld; hij vond Patrick alleen maar ‘cool’… Woessies die we zijn, gaven we uiteindelijk toe en mocht hij ons naar onze volgende bestemming brengen. We stonden ongeveer een half uur voor het rode licht en toen we onze chauffeur eindelijk vroegen wat er aan de hand was, zei hij: ‘The Ching!’ Valt jouw frank meteen? Goed zo! Wij hadden een briefje met de afbeelding van The Ching nodig om te weten dat hij het over koning Bumibol had, samen met zijn vrouw zo’n beetje een heilige in dit land. Lachen met The Ching is absoluut verboden. Dan volgt onherroepelijk ‘Like a weusjin’ (even kijken naar Bridget Jones II!). Onze vocabulaire is dit jaar stevig aangevuld met een paar Thaise pareltjes… (The Ching kan niet meer stuk; Like a weusjin kenden we al; chukaaaa als we suiker in onze koffie willen; popcorn voor maïs; IT voor icetea en tenslotte: lotion shake shake shake voor aftersun…)
Twee dagen Bangkok waren genoeg voor ons. Mister Yotsawat bracht ons in zijn taxi naar Soi Dao. Zijn bijnaam is ‘the thumb’ maar waarom dat zo is, moet je zelf uitvissen.
Soi Dao ligt ongeveer drie en een half uur rijden naar het oosten in de Thaise jungle, vlakbij de grens met Cambodja. Het dorp ligt aan beide kanten van de hoofdstraat met aan één kant de open markt met groenten, fruit, vlees en vis, tientallen eetstalletjes en een paar Amerikaanse supermarktjes (Tesco, 7Eleven). Soi Dao Hill is een verkaveling op de berg waar rijke Thai en – ongetwijfeld nog veel rijkere – Zweden huizen gebouwd hebben. Enorme en mooi afgewerkte villa’s omringd door restanten van een oude fruitgaard. Je kunt hier longkong eten, recht van de boom. Of mankoet. Of kleine, zoete, zelfgeplukte banaantjes. Het zicht op de bergen in de verte en de omliggende jungle is groots en de mensen zijn ontzettend behulpzaam. Boven op het domein ligt een restaurant waar de manager Suchet en een Cambodjaanse hulp elke dag koken. Het eten is ontzettend lekker en kost amper 500 tot 800 Bath (12,5 tot 20 euro)…voor drie personen! Het zou zonde zijn om zelf te koken.
Wij huren een huis van Haäkon en Marlou (www.homeaway.nl/vakantiewoning/p485974), maar het huis van Magnus en Christina, een sympathiek Zweeds koppel dat we hier leerden kennen, is eigenlijk nog mooier (www.baansabai.se).
Het is wel jammer dat we niet zomaar de natuur kunnen intrekken. Thai vinden mensen die wandelen vreemd. Het Wildlife Reserve in de buurt is maar voor een klein stukje open. Het reserve is niet toegankelijk en Magnus vertelde ons dat de laatste twee toeristen die zich in de jungle begaven er niet meer uitkwamen. Patrick is nog niet helemaal overtuigd, maar ik weet wel zeker dat ik op de veilige paden blijf… En de tuk-tuk neem naar het dorp. Want ook al verstaat onze tuk-tuk man geen woord Engels, na een tijdje geraak je toch een beetje gehecht aan elkaar.

Onze living in Soi Dao

De achterkant van ons huisje-in-de-jungle

Het zicht van op ons terras

1 opmerking:

Sarah zei

Leuk leesvoer! Geniet nog van jullie vakantie xx