Niemand had ons verteld dat er bloedzuigers zaten. Anders hadden we wel wat anders aangetrokken dan bermuda’s of een wijde, witte linnen broek.
De tocht begon nochtans goed. De tuk-tukchauffeur zette ons af bij de ingang van het National Park en we spraken af dat we hem zouden bellen bij terugkomst. Betalen hoefde pas bij terugkeer.
Het begon met een wandeling langs een verhard, breed pad. De geluiden en het omringende groen waren in alle aspecten jungle-achtig, maar het pad was - te - gemakkelijk. Een Thaïse familie snorde ons voorbij in hun pick-up en vroeg of de farang geen lift wilden naar boven. We sloegen hun aanbod lachend af, ze zwaaiden vrolijk tot ziens en reden door in een stinkende dieselwolk. Jungle? Jungle!
Op de eerste ‘statie’ (er waren er zestien in totaal maar we wisten dat we nooit helemaal boven zouden geraken) – daar waar het verharde pad eindigde – waren de Thai uitgestapt en speelden de kinderen vrolijk in het water. Maar dat was niets voor ons natuurlijk! Wij zouden tot statie 9 klimmen en daar aan écht watervalzwemmen doen…
Het kleine, onverharde pad was ongeveer driehonderd meter gemakkelijk begaanbaar maar vanaf dan was het klimmen. De jungle omsloot ons nu totaal. Groen rechts, groen links en groen boven ons. Onder onze voeten bruine modder en glibberige keien. Overal rond ons het gezoem, gekraak, geritsel en gekwetter van alles wat in de jungle leeft. Vooral insecten dus. Flo was de eerste die een wormpje opmerkte en de rest van de jungle was ook meteen op de hoogte. Ze gilde de boel bij elkaar, wormpje werd uit de schoen gehaald en we klauterden verder. Ik merkte op dat ze toch beter bottinnes had gedragen in plaats van haar leren laarsjes en stiekem was ik blij dat ik een lange broek had aangetrokken.
De volgende gil was voor een web dat een spin over het pad gespannen had, een enorm beest overigens. Of het leek enorm, daar in de jungle. Het zag er vooral vervaarlijk uit door de lange en stevige voor- en achterpoten - een beetje als een Japanse krijger in volle uitrusting. De jungle was gewaarschuwd: Flo had letterlijk een spin tegen het lijf gelopen. Vanaf dan liep Patrick vooraan, zwaaiend met een stok om eventuele aanvallers af te weren.
Het pad werd alsmaar moeilijker beklauterbaar. Eén keer liepen we zelfs verkeerd en duurde het een tijdje voor we onze weg weer terugvonden. Hoe hoger we kwamen, hoe woester de waterval zich naar beneden stortte en ik vroeg me af hoe we dààr ooit in zouden zwemmen. Flo had intussen al een paar wormpjes gillend van zich afgeschud – zij was trouwens degene die wist dat het bloedzuigers waren, ook al had ze er nog nooit een persoonlijk ontmoet. Tot vandaag dan.
Ter hoogte van statie 6 ging ik stevig onderuit op de rotsen. Wat later zag ik hoe mijn witte linnen broek rood kleurde ter hoogte van mijn knieën. Schaafwonde, dacht ik. Opgelopen bij het vallen.
We klommen nog hoger terwijl intussen het dagelijkse onweer boven de bergen losbarstte. Ergens tussen statie 7 en 8 – hangend aan een touw op een redelijk steile en ontzettend glibberige rots – verloor ik het. Mijn lijf riep gewoon: ‘neen!’ en huilend en vloekend gaf ik het op. Mét schuldgevoel, want Flo en Patrick waren nog niet aan het einde van hun Latijn en wilden absoluut een nummer 9 bereiken… Het pad leende zich helaas niet om rustig te wachten, dus beslisten ze om met me mee naar beneden te gaan. Er werden woorden als ‘team’ en ‘samen’ en ‘in de steek laten’ gebruikt en wat later gleed ik op handen en voeten naar beneden. Toen ik weer kon staan, zag ik dat mijn broek nu wat hoger op mijn been rood kleurde. Een zich verplaatsende schaafwonde? Dat had ik nog nooit gezien! Dus deed ik daar, met mijn ene voet op halfzeven en de andere ergens tussen drie en vier, mijn broek een eindje naar beneden en zag ik dat een bloedzuiger stevig wat schade had aangericht. Hij zat op ongeveer tien centimeter onder mijn lies en genoot met volle teugen van het vat bloed dat hij op zijn weg was tegengekomen. Ik flikte het ding weg, te moe en te moedeloos om te gillen, en zette de weg naar beneden verder. De regen had het pad intussen herschapen in een klein riviertje. Patrick en Flo zeiden iets als ‘gelukkig dat we niet gaan zwemmen zijn, want…’ maar het klonk niet helemaal oprecht, zeker niet als je Flo’s teleurgestelde mond erbij zag. Ze zou nog wel even zwemmen aan statie één…
We liepen van het onverharde, steile weggetje de grotere weg op aan de eerste halte en werden in luid Thais begroet door onze tuk-tukchauffeur die ons 's ochtends gebracht had. Het regende overigens nog altijd flink. Mister IT - één van de managers op de compound - was zo ongerust geworden omdat we nog niet terugwaren, dat hij een chauffeur op onderzoek had gestuurd. Toen die ons niet op de verharde weg vond, was hij blijven wachten aan het paadje dat naar boven liep. Blijkbaar is geen enkele Thai zo gek om het te beklimmen in dit seizoen. Zij weten het waarschijnlijk van de modder en de gladheid en het water dat eigenlijk te gezwollen is om te zwemmen. En van de bloedzuigers.
Voor zo ver ik Thai begrijp, vond de tuk-tukchauffeur het bloed op mijn broek indrukwekkend. Ik stampte met mijn voeten en er viel een wormpje of vier, vijf op de grond wat hem in veel oooooh’s en aaaaah’s deed uitbarsten en ook wel in gelach en tssss tssss geluidjes. Hij reed ons de laatste tweeënhalve kilometer naar de ingang van het park – ‘toch wel ver’ en ‘ik hoop dat die tuk-tuk hier seffens niet omslaat’ – en dan naar de markt waar ik ontsmettingmiddel zou kopen. De verenigde chauffeurs van Soi Dao verzamelden zich rond de tuk-tuk om die farangs te bekijken die zo gek waren geweest om de watervallen te beklimmen. Een dikke, opgeblazen bloedzuiger op de bodem van de tuk-tuk zorgde voor hilariteit. Onze chauffeur kwam niet meer bij van het lachen, anderen vonden vooral dat we onze kleren moesten uitdoen en checken of er nog van die beesten zaten. Drie doornatte blanken, vol bloedzuigers en een linnen broek met rode plekken… het dorp had meteen gespreksstof voor de volgende paar maanden.
Thuis bleek dat niet alleen ik, maar iedereen een familie bloedzuigers uitgebreid op restaurant had laten gaan. Bij Patrick hielden ze het bij zijn onderbenen – waarschijnlijk omdat de haartje te moeilijk waren om door te kruipen. Flo had ze tot in haar lies. Grote, rode plekken waar de beesten flink hadden huisgehouden. Ik had er ook nog op verschillende plaatsen op mijn benen. Het bloed stroomde verrassend hard uit sommige gaatjes. Blijkbaar spuiten ze een soort antistolmiddel in zodat ze gemakkelijker kunnen zuigen. Als ze hun werk niet kunnen afmaken, blijf je een tijdje bloeden.
U bent dus gewaarschuwd, beste lezer. Als u de watervallen in Soi Dao beklimt, draag een stevige, lange broek en stop ze in uw sokken! Tenzij u ook graag eens een bloedzuiger laat meeliften natuurlijk. Pijn doet het niet echt en het levert nadien een geweldig verhaal op.
Door de regenbui - iets minder indrukwekkend. Maar zo ziet een witte broek er dus uit na een tocht door de jungle... |
Het waren écht wel 'wilde watervallen' in Soi Dao! |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten