Mijn straat is wit vandaag. Met ook een beetje bruin en vooral veel glad. Met hakken is het lachen. Als ik 's nachts in bed lig, knijp ik mijn ogen een beetje vaster dicht als ik auto's om de hoek hoor komen. En als ze hard gaan soms mijn billen.
De stoep is grotendeels geveegd met hier en daar nog gladde stukken van de mensen die straks 'dag meneer, dag mevrouw, ik ben van de GAS' aan de deur krijgen. Of niet natuurlijk. De GAS komt hier niet zo vaak langs, in mijn straat. Dat weten die mensen ook wel.
Op vijf minuten ben ik in het Rivierenhof om er plaats te maken in mijn hoofd voor nieuwe letters en woorden en zinnen maar vandaag is er geen rust. Kinderen gillen en sleeën op rood en blauw en groen plastic en soms ook op hout. Hun moeders dachten 'laat ik dat skipak nog maar eens aantrekken want anders is het zo zonde voor één keer per jaar tijdens de skivakantie'. Er is een man met een rood espenblad op zijn hoofd waarop CANADA geborduurd staat en een oude Marokkaan met een djellaba en een roze muts met flosjkes aan zijn oren en een man met bijna net zo lange haren als Elise van het plein maar dan grijs en onder een muts. Hij rent en rent in zijn zwarte strakke broek en zijn gele fluojas en zijn haren vliegen achter hem aan. Rap! Een andere man rinkelt met zijn fietsbel. Ik moet uit de weg! Weg! Hij schuift meer dus ik ga weg.
De dakloze uit mijn straat zien we niet meer. Omdat ik een beetje bezorgd en heel nieuwsgierig ben, bel ik naar de opvangdienst. Hij slaapt daar. Maar om tien uur 's ochtends moet hij buiten. Zou hij soep krijgen? En thee? En een extra dekentje? En brood van Xavier en Veronique? Want dat kreeg hij hier wel, in mijn straat.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten